Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 20-04-2017

Identiteitstheorie van de geest

betekenis & definitie

De theorie dat tal van bewustzijnsverschijnselen identiek zijn met toestanden of processen in de hersenen of het centrale zenuwstelsel. Fysicalisme (zie positivisme), centrale-toestandmaterialisme of kortweg materialisme zijn andere namen voor dezelfde theorie (de tweede voor de versie die verwijst naar het centrale zenuwstelsel).

De bewustzijnsverschijnselen in kwestie kunnen beperkt zijn tot zintuiglijke gewaarwordingen en pijngevoelens, maar kunnen ook gedachten, overtuigingen, verlangens en emoties omvatten. In het eerste geval kan dan een behaviouristische verklaring voor emoties e.d. worden gegeven. In de standaardversies van de theorie gaat men ervan uit dat de identiteit contingent is (zie modaliteiten): een veel gebruikt voorbeeld is de identiteit van een bliksemflits met een elektrische ontlading. Critici van de theorie vragen zich o.a. af hoe zij ooit geverifieerd kan worden, en of de identiteit strikt zou kunnen zijn. De theorie is verwant met de dubbelaspecttheorie en het neutraal monisme.
C. V. Borst (red.), The Mindjbrain Identity Theory, 1970. (Uiteenzettingen van de theorie naast kritische artikelen, bevat enkele van de belangrijkste bronnen van het materialisme.)
C.F. Presley (red.), The Identity ofMind, 1967. (Symposium over de theorie met enige toevoegingen. Minder omvattend dan Borst.)
J. O’Connor (red.), Modern Materialism, 1969. (Artikelen, ten dele dezelfde als in Borst.)
R. Marres, Filosofie van de geest, 1985, hoofdstuk 7. (Bestrijdt het materialisme.)
M.A.M.M. Meijsing, Mens of machine?, 1986. (Bestrijdt het fysicalisme.)
K. Campbell, Body and Mind, 1970, hoofdstukken 5,6. (Elementaire bespreking.)
R.A. Jaeger, ‘Notes on the logic of physicalism’, Mind, 1979. (Verscheidene vormen van fysicalisme. Bespreekt verschillende strategieën voor de identiteitstheorie.)