Een woordenboek van de filosofie

Begrippen, stromingen, denkers (2017)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Conditionele zinnen

betekenis & definitie

‘Conditioneel’ en ‘hypothetisch’ worden gewoonlijk als synoniemen gebruikt bij termen als ‘propositie’ of ‘uitspraak’. In de logica wordt een propositie van conditionele vorm, ‘als p dan q, geacht haar contrapositie, ‘als niet- q dan niet-p’ te impliceren. Er zijn echter gevallen die, hoe hun uiteindelijke analyse ook luidt, zich hier niet naar lijken te schikken, bijvoorbeeld ‘als je honger hebt dan is hier brood’ impliceert niet ‘als er hier geen brood is dan heb je geen honger’. Austin maakt hiervan gebruik in verband met vrije wil. Ook kan een antecedens worden gevolgd door een vraag of bevel, zoals in ‘als het regent, blijf dan binnen’.

Zoals het problematisch is hoe logisch gevolg (‘entailment’) zich verhoudt tot strikte implicatie en haar ‘paradoxen’, zo is het ook problematisch hoe het standaard-‘als’ van de gewone taal zich verhoudt tot de materiële implicatie en haar ‘paradoxen’. Men kan niet naar waarheid zeggen ‘als p dan q wanneer p waar en q onwaar is, d.w.z. wanneer q niet materieel geïmpliceerd wordt door p. Maar kan men het in alle andere gevallen wél zeggen - of moeten p en q op een of andere wijze relevant voor elkaar zijn? Of moet er aan een andere voorwaarde zijn voldaan? Sommigen zeggen dat relevantie niets te maken heeft met de betekenis van ‘als p dan q\ maar dat algemene conventies ons verbieden deze zin te uiten wanneer penq wederzijds irrelevant zijn. ‘Ik mag hangen als dat waar is’ is misschien een uitzondering op deze conventies, waarvan het effect berust op het contrast met het normale geval (Strawson; zie implicatie , laatste alinea). Moeten we verder onderscheiden tussen een conditionele bewering en het conditioneel beweren van haar consequens? Als we ‘als p dan q zeggen beweren we misschien alleen maar conditioneel dat q, en wanneer p dan onwaar is is ‘als p dan q' noch waar noch onwaar maar eenvoudig misplaatst.

Een bijzondere bron van moeilijkheden vormen subjunctieve en contrafactische conditionele zinnen (‘counterfactuals’), die strikt genomen niet hetzelfde zijn. Contrafactische zinnen kunnen conditionele zinnen zijn met een onwaar antecedens. Of het kunnen conditionele zinnen zijn die impliceren of veronderstellen dat hun antecedenten onwaar zijn. Ook andere analyses zijn mogelijk. (In het eerste geval zullen de contrafactische zinnen geen speciale analyse behoeven, want de analyse van iets behoort er niet van af te hangen of dat iets of een deel ervan waar of onwaar is; maar het feit dat een conditionele zin een onwaar antecedens kan hebben zal dan van invloed zijn op de analyse van conditionele zinnen in het algemeen.) Subjunctieve conditionele zinnen worden in het Nederlands en verwante talen gewoonlijk in de subjunctief uitgedrukt, en omvatten sommige open conditionele zinnen, die open laten of het antecedens als waar wordt opgevat (‘zou het morgen regenen dan zouden we nat worden’). Maar de problemen bij de analyse van contrafactische en subjunctieve zinnen zijn grotendeels dezelfde, en worden dan ook vaak behandeld in termen van een van beide, ‘o-*-’ en ‘>’ worden soms gebruikt als symbolen voor contrafactische implicatie.

Contrafactische en subjunctieve zinnen lijken zich nog verder van de materiële implicatie te verwijderen dan gewone conditionele zinnen.
Ze werpen ook problemen op voor de verificatietheorie (positivisme) en voor de correspondentietheorie van de waarheid, en bezitten een raadselachtig element van onbepaaldheid. Moeten we na ‘als Bizet en Verdi landgenoten waren geweest’ zeggen ‘dan zou Bizet Italiaan zijn geweest’ of ‘dan zou Verdi Fransman zijn geweest’?

Contrafactische uitspraken zijn ook belangrijk in verband met natuurwetten, fenomenalisme en dispositionele uitspraken zoals ‘dit glas is breekbaar’, wat lijkt in te houden dat als het gevallen was het zou zijn gebroken.

Veel auteurs onderscheiden natuurwetten van toevallige generalisaties (‘alle munten in mijn zak zijn van zilver’, ‘alle herkauwers zijn de facto spleethoevig’) door te zeggen dat wetten contrafactische uitspraken impliceren (of ze ‘steunen’, een lossere term, die wordt gebruikt wanneer men meent dat aan contrafactische zinnen eigenlijk geen uitspraken beantwoorden, en omdat volgens sommige opvattingen natuurwetten niets beweren, en dus niets kunnen impliceren, over de wereld). Contrafactische uitspraken worden echter ook wel onderscheiden in ‘zuiver hypothetische’, van het type Bizet/Verdi, en ‘nomologische’, die we alleen aanvaarden als ze overeenstemmen met wetten of met soortgelijke aanvaardbare beweringen. We accepteren ‘als het zou sneeuwen zou het koud zijn (want sneeuw is altijd koud)’ maar niet ‘als het zou sneeuwen zou sneeuw warm zijn (want het is vandaag in feite warm)’ (Rescher). Het is echter duidelijk dat we niet zonder circulariteit natuurwetten in termen van contrafactische uitspraken kunnen verklaren en contrafactische uitspraken in termen van natuurwetten.

Volgens andere opvattingen over conditionele zinnen drukken ze relaties tussen proposities uit, namelijk dat het antecedens op een of andere wijze het consequens impliceert. Nog een alternatief is dat conditionele zinnen regels of verzamelingen instructies zijn voor het maken van gevolgtrekkingen. Zie ook causaliteit.
R.B. Braithwaite, Scientific Explanation, 1953, p. 295. (Onderscheidt ‘conditioneel’ van ‘hypothetisch’; vgl. ook P. Edwards (red.), Encyclopedia of Philosophy, 1967, deel 4, p. 128.)
J.L. Austin, ‘Ifs and cans’, in zijn Philosophical Papers, 1961. (Relevantie van de betekenissen van ‘als’ voor het probleem van de vrije wil.)
L. Simons, ‘Institution and implication’, Mind, 1965. (Gebruikt de materiële implicatie om ‘als’ te analyseren. Zie discussies hierover in Mind, 1967, 1970,1971,1973.)
P.F. Strawson, Introduction to Logical Theory, 1952, hoofdstuk 2 § 7, hoofdstuk 3 § 9. (Onderscheidt ‘als’ en materiële implicatie. Zie p. 89 voor ‘als dat zo is dan mag ik hangen’ (‘If he has passed his exam, I’m a Dutchman’).)

D. Holdcroft en P. Long, ‘Conditional assertion’, Proceedings of the Aristotelian Society, supplementary volume, 1971. (Conditionele bewering en bewering van een conditionele zin.)
S. Hampshire, 'Subjunctive conditionals’, Analysis, vol. 9,1948, herdrukt in
M. Macdonald (red.), Philosophy and Analysis, 1954. (Problemen rond subjunctieve conditionele zinnen.)
D. Wilson, Presuppositions andNon-Truth-ConditionalSemantics, 1975, pp.
120-123. (Over contrafactische zinnen.)
N. Goodman, Pact, Fiction, andForecast, 1954, 2de herziene ed. 1965.
F. L. Will, ‘The contrary-to-fact conditional’, Mind, 1947. (Evenals Goodman laat hij zien dat de materiële implicatie zich moeilijk laat gebruiken om contrafactische zinnen te analyseren. Will ontwikkelt zijn opvatting verder in zijn Induction and Justification, 1974.)
J. Bennett, ‘Counterfactuals and temporal direction’, Philosophical Review, 1984. (Uitgebreide bespreking van verschillende soorten contrafactische uitspraken.)
P. Alexander en M. Hesse, ‘Subjunctive conditionals’, Proceedings of the Aristotelian Society, supplementary volume, 1962. (Het verband tussen subjunctieve zinnen en natuurwetten.)
N. Rescher, ‘Belief-contravening suppositions’, Philosophical Review, 1961. (Verschillende soorten contrafactische uitspraken.)
G. Ryle, “‘If’, “so” and “because”’, in M. Black (red.), Philosophical Analysis, 1950. (Conditionele zinnen als instructies voor gevolgtrekkingen.)
J.L. Mackie, ‘Counterfactuals and causal laws’, in R.J. Butler (red.), Analytical Philosophy, 1 st series, 1962. (Contrafactische uitspraken als redeneervormen. Gaat door op Rescher.)
D. Lewis, Counterfactuals, 1973. (Uitgebreide analyse. Zie vooral de hoofdstukken 1,3 en 4. Zie voor een bespreking van enkele kwesties W.A. Davis, ‘Indicative and subjunctive conditionals’, Philosphical Review, 1979. Vgl. ook E.J. Lowe, ‘Indicative and counterfactual conditionals’, Analysis, vol. 39,1979.
E. Sosa (red.), Causation and Conditionals, 1975. (Bundel.)