Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Robert stephenson smyth baden powell

betekenis & definitie

Engels generaal en jeugdopvoeder (Londen 22 Febr. 1857 - Kenya 8 Jan. 1941), was het vijfde kind van Rev. H.

G. Baden Powell, professor aan de universiteit te Oxford en door zijn moeder verwant aan captain John Smyth, kolonisator van Virginië, voor wien hij een ware verering koesterde. Hij was een leerling van de bekende public school Gharterhouse. Tegen het einde van zijn schooltijd deed hij met groot succes examen voor toelating tot de officiersopleiding van het leger en werd meteen geplaatst bij het 13de Huzarencorps, met standplaats Indië. Hij bleef 10 jaren in BritsIndië en deed veel om het soldatenleven op te vrolijken; hij bezat nl. grote gaven als toneelspeler, sportsman en muzikant.In 1884 deed hij in opdracht van de regering een verkenning in Natal, waarbij hij 1000 km te paard aflegde, bij welke gelegenheid hij de Boeren leerde kennen en waarderen. Hij bewonderde hun zin voor onafhankelijkheid, hun bekwaamheid als ruiters en als schutters. Toen hij met zijn regiment voor twee jaren in Engeland werd gestationneerd, kreeg hij de gelegenheid om zijn liefde voor avonturen en voor de inlichtingendienst uit te leven door als spion in Rusland en Duitsland te werken. In zijn boek My adventures as a spy (1915) heeft hij zijn ervaringen neergelegd.

In 1887 nam hij deel als stafofficier aan de Zoeloe-oorlog en werkte hij samen met generaal Joubert als secretaris van de Commissie voor Swaziland. Tijdens zijn verblijf op Malta (18901893) fungeerde hij als spionnage-officier; in 1893 keerde hij terug naar zijn oorspronkelijk regiment en werd in 1894 belast met de leiding van de expeditie tegen koning Prempeh van Asjanti. Er vloeide geen bloed op deze expeditie, terwijl het doel: het doen eindigen van bloedoffers en van de slavenhandel geheel werd bereikt. Als beloning voor zijn diensten werd hij bevorderd tot luitenant kolonel en voorts chef van de staf van Sir Fredrick Garrington, commandant van de Britse troepen, die de opstand in Rhodesia moesten bedwingen. Zijn vaardigheid als verkenner kwam hem op deze expeditie goed van pas en hij kreeg bij de Matabelen de bijnaam Impeesa: ,,de wolf, die nimmer slaapt”. In 1897 ging hij als kolonel van het 5de reg.

Dragoon Guards naar Indië; in 1899 terug in Engeland, publiceerde hij een klein boekje Aids to Scouting, dat in meer talen werd overgezet en dat een grote rol gespeeld heeft bij het ontstaan van de padvindersbeweging. In de Boerenoorlog verwierf hij zich grote populariteit door de verdediging van Mafeking, gelegen aan de grens van de Kaapkolonie.

Tijdens de verdediging ervoer Baden Powell welke goede diensten jongens kunnen bewijzen, als ze goed zijn getraind en het werk van zijn jongensordonnansentroep heeft hem ongetwijfeld mede op de gedachte gebracht, iets te doen voor de jeugd.

Nog voor Mafeking ontving Baden Powell de opdracht een bereden politiecorps op te richten voor de pacificatie van het door de oorlog geteisterde land. De opzet van de training van deze politiemannen, zowel als de uniform, vindt men later terug bij het Baden Powell-padvinderscorps. Na zijn terugkeer in Engeland werd hij benoemd tot inspecteur-generaal van de cavalerie, de hoogste functie in dit wapen. Hij ontving brieven van kostschooljongens, die hun buitenspelen gebaseerd hadden op zijn boekje Aids to Scouting en hem om meer ideeën verzochten. Dit, gevoegd bij zijn ervaring met de jongens-ordonnansentroep tijdens het beleg van Mafeking, bracht hem op de gedachte een programma voor training op te stellen ten dienste van bestaande jongensverenigingen als Y.M.C.A. (Young Men Christian Association) en de Boys-Brigade. Zijn gehele leven was waarlijk een voorbereiding geweest voor de nieuwe beweging ,,het Verkennen voor jongens”, hoewel hij zich daarvan toen niet bewust was.

Op school, zowel als in het leger was hij geregeld op verkenning uit, hij bereidde zich steeds voor op heteen van hem mocht worden verwacht. In 1907 ield hij op Brownsea Island een proefkamp met 20 jongens en in 1908 verscheen zijn Scouting for boys, een boek dat in alle wereldtalen werd vertaald en dat, na de Bijbel, de grootste oplage verwierf. Hoewel hij zich niet had voorgesteld, een afzonderlijke jongensorganisatie in het leven te roepen, werd hij daartoe wel gedwongen toen de padvinderstroepen na het verschijnen van zijn boek als paddenstoelen uit de grond verrezen. Een organisatie werd onvermijdelijk. Op aanraden van koning Edward VII ging hij zich geheel wijden aan de nieuwe jeugdbeweging en bedankte voor zijn functies in het leger. Op het einde van 1909 waren reeds 60 000 jongens als Boy-Scout ingeschreven, een jaar later 100000. De beweging verspreidde zich spoedig over alle beschaafde landen en, op een inspectiereis in 1911 om de wereld, kwam Baden Powell ook in Nederland, waar hij op de Waalsdorpervlakte een aantal Haagse :ongens tot padvinders installeerde.

Baden Powell ontleende aan de ridders van de Tafelronde de Belofte en Wet als erecode voor het jongenscorps; de werkzaamheden en spelen aan het leven van ontdekkingsreizigers te land en ter zee, van de backwoodsmen en trappers. Doordat de padvinders over de gehele wereld dezelfde activiteiten beoefenen, hebben zij op internationale bijeenkomsten gemakkelijk met elkaar contact, zodat een sterke internationale band is ontstaan. In 1920 werd in Richmond de iste internationale bijeenkomst van jongens (Jamboree) gehouden, waar Baden Powell werd uitgeroepen tot ChiefScout van de gehele wereld. Voor zijn verdiensten als stichter en organisator van de padvindersbeweging werd hij in de adelstand verheven, eerst Sir Robert, later Lord Baden Powell of Gilwell. Tot 1937 bleef hij de spil van de organisatie; hij ontving The Order of Merit, het GrootCordon van het Legioen van Eer, het Grootkruis der Orde van Oranje-Nassau en verder van de meeste staatshoofden belangrijke onderscheidingen, w.o. de Wateler Peace Prize van Amerika.

Baden Powell woonde de gehele Jamboree in 1937 in Nederland bij en hield er een treffende afscheidsrede. Vandaar vertrok hij naar Kenya, waar hij zich op advies van zijn arsten had gevestigd. Hij sleet er zijn laatste levensjaren, hield zijn uitgebreide correspondentie bij, tekende een serie wilde dieren in de natuurstaat en schreef artikelen voor de padvindersbladen. Hij stierf te Kenya op 8 Jan. 1941, nadat hij een origineel afscheidswoord had gericht tot zijn Scouts, en werd begraven tegenover Mount Kenya. H. J. SPIJKERMAN

Bibl.: Scouting for boys; Scouting Games; Young Knights of the Empire; More Yaras for Scouts; The Wolf Gub’s handbook; Rovering to Success; Aids to Scoutmastership; Life-Snags; Indian Memories; Lessons from the Varsity of Life; Girl guiding (1917).

Lit.: W. F. Aitken, The Ghief-Scout Sir R. St. S. B.

P. (London 1911); A. et J. Goppin, B. P. et son oeuvre (Paris-Bruxelles 1940) 5 E. E. Reynolds, Baden-Powell (Oxford Univ. Press 1942).

< >