vrijheer, Duits boekhandelaar en uitgever (Stuttgart 27 Apr. 1764-29 Dec. 1832), studeerde aan de universiteit te Tübingen, waar hij zich eerst op de wiskunde en daarna op de rechten toelegde, begaf zich toen naar Parijs, aanvaardde een rechterlijke betrekking, doch besloot in 1787 om zich naar de wens van zijn vader aan het hoofd te stellen der [i]J. G.
Cottasche Buchhandlung[/i] te Tübingen, die sedert 1642 in het bezit was van zijn geslacht. Hij bracht de zaak tot grote bloei door de uitgave van de werken van Goethe, Schiller enz. Vooral gaf hij belangrijke tijdschriften uit, zoals: Politische Annalen, Jahrbücher der Baukunde, het Morgenblatt met een Kunstblatt en een Literaturblatt en later, nadat hij zijn zaak in 1811 naar Stuttgart overgeplaatst had, het Polytechnische Journal van Dingler, de Württembergische Jahrbücher van Memminger, Hertha en Das Ausland. Tevens stichtte hij de Allgemeine Zeitung (uitgeg. te Augsburg van 1819-1882, daarna te München). Mannen van talent gaven hun werken bij voorkeur bij hem uit.
De oude adel van zijn familie werd in Württemberg en Beieren erkend; hij was van 1815-1821 en van 1824-1831 vice-president van de Tweede kamer. Zijn briefwisseling met Schiller werd door Vollmer uitgegeven (1876).Lit.: Briefwechsel Goethes u. Schiller met J. F. G. (1876); Briefe an C., 1790-1863, hrsg. v.
M. Fehling u. H. Schiller (3 dln, 1925-34)J Cotta Almanach, 280 Jahre Verlag, hrsg. v.
K. Buchmann (1938); F. Höfle, Cottas Morgenblatt u. seine Stellung z. Litteratur, diss.
München (1937).