Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Johan van den bergh

betekenis & definitie

Nederlands bewindsman (Leiden 25 Aug. 1664 - 11 Nov. 1755), uit een Leids regentengeslacht, was 1690-1711 secretaris van curatoren der Universiteit, 1693 in de vroedschap, 1697 schepen, 1701 burgemeester, welk ambt hij 21 maal bekleed heeft. Zijn administratieve talenten brachten hem in de Raad van State (1704).

Toen tijdens de Spaanse-Successieoorlog, na de slag bij Ramillies (1706), de Zuidelijke Nederlanden door de Engelsen en Nederlanders veroverd waren, werd hij met J. Hop toegevoegd aan de gedeputeerden te velde, om het bestuur van het bezette land te organiseren. Het werd geplaatst onder het bestuur van een inheemse Raad van State, die zou regeren in naam van den Habsburger Karei III, maar onder regentschap van de twee mogendheden, Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden. Dit condominium van de zeemogendheden duurde van 1706-1716 en werd uitgeoefend door de zgn. Conferentie, gevestigd te Brussel, waarin twee Engelse en twee Nederlandse vertegenwoordigers zitting hadden. Door de Staten-Generaal werden in 1707 als gedeputeerden te Brussel benoemd Johan van den Bergh en F.

A. baron van Reede, vrijheer van Renswoude; voor Engeland had o.a. Marlborough zitting. Van den Bergh heeft in de Conferentie tot het einde toe de belangrijkste rol gespeeld en de Zuidelijke Nederlanden bestuurd, zonder twijfel in het belang van zijn meesters, maar tegelijk met een gematigdheid die vele Zuidnederlandeis voor hem won. Hij was het die in 1716 het bestuur van het land overdroeg aan den nieuwen Oostenrijksen landsheer Karei VI (III). Hij trok zich toen terug van het politieke wereldtoneel en vestigde zich weer te Leiden. In 1720 werd hij lid van gecommitteerde raden van Holland, in 1725 baljuw en dijkgraaf van Rijnland.

In 1748 werd hij als staatsgezinde door Willem IV uit zijn ambt van burgemeester ontzet. Zijn correspondentie, vooral die met raadpensionaris Heinsius, is grotendeels bewaard en doet hem kennen als een sterke persoonlijkheid, een man van grote overredingskracht en werkzaamheid, met belangstelling voor de wetenschap, een van de voortreffelijkste regenten van zijn tijd.DR A. J. VEENENDAAL

Lit.: Nw Ned. Biogr. Woordenb., dl IV (Leiden 1918); A. J. Veenendaal, Het Eng.-Ned. condominium in de Z. Nederlanden tijdens de Sp.-Successieoorlog, iste dl (Utrecht 1945).

< >