Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HONINGKLIEREN

betekenis & definitie

of nectariën komen bij vele plantensoorten voor. Het zijn organen waarin door osmotische krachten water met daarin opgeloste stoffen, meest suiker, wordt uitgescheiden.

De bouw kan zeer verschillend zijn: in eenvoudige gevallen bestaan zij uit groepjes epidermiscellen of palissadencellen, welker inhoud rijk is aan plasma en zetmeel, welke laatste stof bij het secemeren gehydrolyseerd wordt. In gevallen van samengestelder bouw vindt men een groep epitheemcellen, d.w.z. kleine parenchymcellen, welker intercellulaire ruimten met water gevuld zijn, welk epitheem enerzijds op de fijnste vertakkingen van het vaatbundelsysteem aansluit, anderzijds op een spleetvormige, huidmondjesachtige opening, welker sluitcellen echter niet steeds reguleerbaar zijn.Naar de plaats waar nectariën voorkomen, onderscheidt men:

nuptiale nectariën, welke in bloemen ontstaan, naast extranuptiale — extraflorale nectariën. De nuptiale nectariën zijn van grote betekenis voor het aanlokken van insecten, die dan bestuiving bewerkstelligen (z bloem, bloembiologie). Extraflorale nectariën komen op verscheidene plaatsen voor: bladsteel (Passiflora, Prunus avium, Ricinus), bladsteelbasis (Polygonum Sachalinense), bladranden (Vicia sepium, op steunblaadjes).

Door Belt, later door Del pino en door Schimper, is de mening geuit, dat de aanwezigheid van extraflorale nectariën verband houdt met het aanlokken van mieren: deze laatste bezoeken de van deze nectariën voorziene planten en beschermen zo de plant tegen vraat door rupsen, kevers etc. Voor deze mening pleiten de volgende overwegingen: 1. extraflorale nectariën zijn het sterkst ontwikkeld op jonge plantendelen, die ook het meeste last van vraat hebben; 2. deze nectariën komen het meest voor bij tropische plantensoorten; ook mieren zijn in de tropen het sterkst vertegenwoordigd. Toch moet er op gewezen worden, dat meermalen op van extraflorale nectariën voorziene planten, waar heirscharen van mieren op patrouilleerden, toch vraat door rupsen, kevers, wantsen e.d. werd geconstateerd, zelfs ook, dat mieren op deze planten bladluizen gingen kweken.

DR M. J. ADRIANI

< >