Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GREBBEBERG

betekenis & definitie

Het hoge beboste terreingedeelte bij Grebbe ten W. van Wageningen wordt aangeduid als „de Grebbeberg”. Deze vormde in Mei 1940 een der belangrijkste punten van de door het gros van het Nederlandse veldleger bezette Grebbelinie, en is het toneel geweest van een bloedige strijd.

De verdediging van de Grebbeberg was toever-trouwd aan de Nederlandse IV Divisie en hiervan heeft het 8ste regiment Infanterie (8 R.I.), dat het zuidelijk gedeelte van de stelling had bezet, de hoofastoot van de Duitse aanval moeten opvangen. In de late middag van io Mei bereikten de eerste vijandelijke afdelingen Wageningen, welke onverwijld patrouilles uitzonden tegen de voorposten van 8 R.I. Deze voorposten, ter sterkte van slechts twee compagnieën, waren opgesteld over een frontbreedte van ca 3 km. Zaterdag 11 Mei maakten onderdelen van het Duitse S.S.regiment„DerFührer” zich gereed voor een aanval op de voorposten van 8 R.I'.

Na een inleidende artilleriebeschieting, waarbij vele telefoonverbindingen onklaar geraakten en die vooral een sterke morele uitwerking had op de Nederlandse soldaten, ging de Duitse infanterie tot de aanval over.

Door het terugtrekken van de Nederlandse infanterie-sectie op de noordelijke vleugel kreeg de vijand ten O. van Kruiponder gelegenheid van daar uit door te stoten in rug en flank van de meer zuidelijk opgestelde voorpostenafdelingen om aldus de voorpostenstellingen van het N. uit langzaam maar zeker op te rollen, waarbij de van verschillende zijden bestookte verdedigers geleidelijk de strijd moesten opgeven. Te ongeveer halfvijf werd de commandopost door de vijand omsingeld waarbij de voorpostencommandant met zijn personeel werd gevangen genomen, doch eerst te 17.30 uur hadden de Duitsers de voorposten volledig opgeruimd.

Op 12 Mei werd de aanval ingezet op de hoofdweerstandsstrook (hws) waarbij het de Duitsers te ongeveer 14.00 uur gelukte bij de Grebbesluis over de Grift (of Grebbe) de stelling binnen te dringen. De aanval was voorafgegaan door hevig artillerievuur, geleid door vliegerwaarneming, welk vuur een grote uitwerking had. Nadat de vijand de hws was binnengedrongen, begon aan Nederlandse zijde een periode van tegenstoten ter herovering van het verloren gegane terrein, welke echter geen succes hadden. Doordat verschillende in de hws aanwezige ondercommandanten niet van deze tegenstoten op de hoogte waren veroorzaakten ze bovendien verwarring met het gevolg dat er enige onderlinge schietpartijen ontstonden met zeer nadelige gevolgen voor het toch reeds geschokte moreel, en de achterwaarts opgestelde eigen artillerie niet meer wist, welke van de in de hws voorbereide vuren zonder gevaar voor eigen troepen konden worden afgegeven.

Inmiddels waren de Duitsers ook op andere plaatsen de hws binnengedrongen en in de avond van 12 Mei drong zelfs een vijandelijke stoottroep langs de kunstweg Grebbe-Rhenen door tot over de stoplijn. Gedurende de nacht van 12 op 13 Mei yverden door de hogere staven ingrijpende maatregelen uitgewerkt om met in allerijl aangetrok-ken onderdelen aan de spoorbaan de opdringende vijand af te grendelen en om een viertal bataljons van elders aan te trekken voor een op 13 Mei uit te voeren grote tegenaanval.

Als gevolg van onderlinge wrijvingen en vele vertragingen, ontstaan bij het verplaatsen der troepen gedurende de nacht met voetmarsen en autovervoer langs overvolle wegen en bij het gereedstellen van de aangewezen bataljons in voor hen onbekend onoverzichtelijk terrein, waren de aanvalstroepen eerst ca 7 uur ’s morgens gereed om ten aanval voorwaarts te gaan, in plaats van, zoals in het voornemen lag, te halfvijf. Hierdoor werd de aanval te laat ingezet en heeft de artillerie, onbekend met de vertraging, haar vuur enige uren te vroeg afgegeven. De tegenaanval beoogde de naar het W. voorwaarts dringende vijand in zijn flank te treffen en hem aldus van de Grebbeberg af te werpen, ten einde de oorspronkelijke frontlijn weer te kunnen bezetten. De aangewezen bataljons bestonden grotendeels uit manschappen van de oudste lichtingen die door hun verrichtingen gedurende de voorgaande dagen en tekort aan nachtrust bij aankomst in de uitgangsstelling reeds vermoeid waren.

Zij waren bovendien door hun bewapening en slechte geoefendheid weinig geschikt voor het aanvallend gevecht tegen de goed bewapende Duitse troepen. Niettemin vorderde het voorwaarts gaan aanvankelijk vrij goed, doch toen vijandelijk artillerievuur werd ontvangen kwam de beweging tot staan en daar de troepen daarna tevens werden bestookt door duikbommenwerpers, waartegen geen afweermiddelen aanwezig waren, begonnen ze terug te vloeien.

In de hoofdweerstandsstrook ruimde de vijand daarna vrij gemakkelijk de overige weerstanden op. Toch hielden in de morgen van 13 Mei nog enige kleine Nederlandse afdelingen in haar opstelling moedig stand, hoewel ze grotendeels reeds door vijandelijke afdelingen waren omtrokken, zo o.m. een handjevol mannen in de commandopost van het iste bataljon van 8 R.I. in het paviljoen „De Grebbeberg”. Eerst nadat het paviljoen een puinhoop was geworden, de meeste verdedigers waren gesneuveld (onder wie de majoor, bataljonscommandant) of gewond geraakt, slaagde de vijand er in de weerstand te breken.

De toestand was na het mislukken van de tegen-aanval zeer ernstig geworden. De vijand naderde de met heterogene onderdelen zwak bezette afgrendelingsstelling aan de spoorbaan, waar het niet meer gelukt was een enigszins krachtige verdediging te organiseren en alle beschikbare reserves waren verbruikt. Dit gaf de commandant van het Veldleger in de middag van 13 Mei omstreeks 14.30 uur na overleg met het opperbevel aanleiding om de Grebbelinie te ontruimen en de terugtocht van de troepen naar het Oostfront van de Vesting Holland te bevelen, welke na het invallen van de duisternis moest aanvangen.

Op de Grebbeberg is thans een militaire be-graafplaats gelegen.

GEN.-MAJ. D. A. VAN HILTEN