Italiaans literair criticus (Turijn 24 Apr. 1719 - Londen 5 Mei 1789), ontvluchtte op zijn 16de jaar de ouderlijke woning en ging naar Guastalla naar een oom, die secretaris aan het hertogelijk hof was. In 1740 begaf hij zich naar Milaan, waar hij zich op de dichtkunst toelegde; na de dood van zijn vader (1742) keerde hij terug naar Piemont en kreeg een staatsbetrekking.
Van 1745-1751 woonde hij bij afwisseling te Turijn en te Venetië, schreef gedichten, die goed onthaal vonden, en vervaardigde vertalingen van Ovidius en van de treurspelen van Comeille. Door zijn scherpe critiek haalde hij zich de haat op de hals van professor Bartoli te Turijn en nam de wijk naar Londen (1751), waar hij negen jaar lang bestuurder was van de Italiaanse schouwburg. In 1760 keerde hij terug naar zijn vaderland, vestigde zich te Milaan en gaf er de Lettere familiari (1762) uit, die hem al weder vervolgingen berokkenden, zodat hij zich naar Venetië moest begeven, waar hij in 1763 een tweede deel dier Lettere uitgaf. Als Aristarco Scannabue deed hij in hetzelfde jaar (tot 1765) een literair-critisch blad verschijnen, La Frusta letteraria (De letterkundige zweep) genaamd, waarin hij de ouderwetse en arcadische (z academie, Italië [Arcadia]) manieren van zijn tijdgenoten geselde. Toen hij deswege door pater Buonafede bedreigd werd, begaf hij zich naar Ancona en vanhier weer naar Londen, waar hij door onderwijs in het Italiaans en door het schrijven van boeken in zijn onderhoud voorzag en later secretaris van de Koninklijke Academie van kunsten werd. Zijn Dictionary of the English and Italian languages, een er bij behorende spraakkunst en een Spanish and English Dictionary (1778) waren niet onverdienstelijk.
Opzien baarde vooral zijn Account of the marmers and customs of Italy (1768). Van betekenis is ook zijn verdediging van Shakespeare tegen Voltaire (Discours sur Shakespeare et sur Mr de Voltaire, 1777, nieuwe uitg. 1911), welke hem mede een plaats inruimde onder de voorvechters der nieuwe literatuur. Zijn Frusta is bij herhaling uitgegeven en zelfs in een verzameling van Classici Italiani opgenomen. Een uitgave van zijn Opere italiane is in 1838 te Milaan in 4 dln verschenen.Lit.: L. C. Morley, G. M. B. (London 1909); L. Piccioni, G.
M. B. (Torino 1931).