Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EVANGELISCHE ALLIANTIE

betekenis & definitie

(Evangelical Alliance), internationale vereniging van vele verschillende Protestantse Kerken tot steun van het Protestantisme en overwinning van nationale grenzen, in zoverre enigszins een voorloopster van de oecumenische beweging. Ontstaan in Schotland in 1845 (Th.

Chalmers*), hield zij haar eerste algemene vergadering in 1851 te Londen met meer dan 900 vertegenwoordigers van verschillende Kerken en denominaties. Als belijdenisgrondslag werden 9 stellingen geformuleerd onder de titel Societatis evangelicae constitutionis et statutorum explicatie/ brevis. Het vrijzinnig Protestantisme gevoelde zich verhinderd om mede te doen. Vooral in Engeland en Noord-Amerika breidde zich de Alliantie uit, maar ook in Duitsland (Berlijn 1857). Een grote vergadering had in 1870 te New York plaats. Op een belangrijke conferentie te Amsterdam in 1867 werd de Nederl. afdeling opgericht, die in 1907 hernieuwd is, geregeld conferenties voor de opbouw van persoonlijk leven en in de kerken de jaarlijkse Week der Gebeden (begin Jan.) organiseerde. De ontwikkeling van de verhoudingen tussen de kerken in de nieuwste tijd hebben een beperking van haar betekenis tot gevolg. De Nederl. afdeling is in 1948 opgeheven, haar goederen zijn aan de Oecumenische Raad overgedragen. De leuze van de Evangelische Alliantie: Ut omnes mum sint (E. Joh. XVII, 21) is intussen niet zonder vrucht gebleven.Lit-: Massia, The Ev. All.,its origin and development (1847); Bonnet, L’unité de l’esprit par le lien de la paix (1847); L. W. Bakhuizen van den Brink, De Evang. Alliantie (1910).