(dichternaam van Abd ar-Rahmân ibn Ahmed), laatste klassieke Perzische dichter (Khardjird 7 Nov. 1414 - Herat 9 Nov. 1492), verkreeg zijn bijnaam naar zijn geboortestreek Djâm in Chorassan. De Perzische sultan Aboe Saïd riep hem aan het hof te Herat, maar de dichter, die sterke mystieke neigingen had, gaf de voorkeur aan een bespiegelend leven.
Hij stond in hoog aanzien bij sultan Husein Behâdoer Chan en de geleerde vizier Ali Sjîr Newâ’î. Toen hij overleed, was de gehele stad Herat in rouw en de sultan deed hem op luisterrijke wijze ter aarde bestellen. Hij was een van de vruchtbaarste Perzische schrijvers en heeft meer dan 40 godgeleerde en dichterlijke werken nagelaten, waarvan het op mystieke wijze behandelde epos Joesoef wa-Zoelaicha het bekendste is.Bibl.: Diwan (gedichtenverzameling; vert. hieruit door Rückert in Zeitschr. d. Deutsche morgenl. Gesellschaft, dl 4 e.v. 1850); Behâristân (verzameling anecdoten en aphorismen, nabootsing van Sa’di’s Gulistân, 1487, Duitse vert. Wien 1864, Franse vert. Paris 1926); Nafachat al-Uns (1859, biogr. van mystici). Vertalingen: Joseph u. Suleïcha door V. v. Rosenzweig (Wien 1824); Eng. vert. door R. T. H. Griffith (1882) en A. Rogers (1892); Fr. vert. door A. Brieteux (1927).
Lit.: V. v. Rosenzweig, Biogr. Notizen (Wien 1840); W. N. Lees, A biogr. sketch of the mystic philosopher and poet Jami (Calcutta 1859).