Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Dirk uipko stikker

betekenis & definitie

Nederlands staatsman (Winschoten 5 Febr. 1897), promoveerde in 1922 te Groningen in de rechten, was aanvankelijk werkzaam in het bankwezen en werd in 1935 directeur van Heineken’s Bierbrouwerij. Tijdens Wereldoorlog II leidde hij het ondergronds contact tussen werkgevers en arbeiders en in 1945 was hij een der oprichters van de Stichting van den Arbeid, waarvan hij 1945-1948 voorzitter was.

Voorts was hij in 1946 medeoprichter en voorzitter van de (liberale) Partij van de Vrijheid. In hetzelfde jaar werd hij lid van de Eerste Kamer. In 1948 voerde hij de besprekingen met mr Oud, welke leidden tot oprichting van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, waarvan hij wederom voorzitter werd. Van zijn vele andere functies noemen wij nog die van voorzitter van het Centraal Sociaal Werkgeversverbond. Na de verkiezingen van 1948 werd hij minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Drees-Van Schaik. Hij bracht in Nov. 1948, samen met zijn ambtgenoot van Overzeese Gebiedsdelen, mr Sassen, een bezoek aan Indonesië. Kort daarop volgde de 2de politiële actie. Toen deze internationale moeilijkheden veroorzaakte, toonde hij zich echter voorstander van een zo snel mogelijke souvereiniteitsoverdracht. Op 31 Jan. 1950 werd minister Stikker gekozen tot politiek leider van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (z Marshall, Marshall-plan) en op 4 Apr. 1950 tevens voorzitter. Als zodanig genoot hij groot internationaal gezag. Hij was, met de beperkingen, hem door zijn realistische visie opgelegd, voorstander van Europese integratie, maar zag daar boven uit de Atlantische samenwerking. Toen in Jan. 1951 de V.V.D.-fractie in de Tweede Kamer vóór een motie i.z. Nieuw-Guinea stemde, die tegen de regering was gericht, nam hij zijn ontslag als minister, hetgeen een kabinetscrisis ten gevolge had. Bij de oplossing daarvan ontving mr Stikker een informatieve opdracht. In het nieuwe kabinet-Drees behield hij zijn portefeuille. Na de verkiezingen van 1952 keerde hij niet in het ministerie terug en legde ook zijn functies bij de O.E.E.S. neer. In Sept. 1952 volgde zijn benoeming tot ambassadeur te Londen.

< >