bij de Romeinen een afdeling troepen, hetzij als eenheid georganiseerd (de Cohorten der bondgenoten), hetzij als deel van een legioen, en wel een tiende. In oorsprong berustte de tactiek in de strijd op de verdeling in 30 manipuli, doch Marius nam, toen deze opstelling wegens de al te grote verspreidheid in de strijd tegen de Cimbren ondeugdelijk was gebleken, de Cohors als eenheid van opstelling aan en na hem is deze tactiek gebleven.
De Cohors bedroeg derhalve 600 man, in de keizertijd 500; zij was onderverdeeld in 10 centuriae. Buiten de legioenen stonden in de keizertijd de cohortespraetoriae, de lijfwacht van de keizer, verdeeld in cohorten van 1000 man.