(Theresia Catharina), Nederlands actrice en voordrachtskunstenares (Amsterdam 15 Mrt 1892), neemt door haar voordrachten een unieke plaats in in ons kunstleven. Na haar jeugdig debuut bij Royaards en bezoek aan de Toneelschool werd zij lange tijd voor „onbruikbaar” gehouden.
In 1917 kwam zij bij Verkade en vervolgens speelde zij bij het Schouwtoneel. Hoewel haar talent niet onopgemerkt bleef en zij succes had, scheen haar persoonlijkheid weinig te passen in het traditionele kader van het toneel dier dagen en er volgden jaren, waarin Charlotte Köhler zonder engagement bleef. In die periode cultiveerde zij dat grote doorzettingsvermogen, dat haar later in staat stelde de stof van haar voordrachten dusdanig te absorberen dat de actrice alleen een avond lang het toneel kon bevolken met de tot leven gewekte karakters van haar voordracht. Te Berlijn las zij — om haar Duits te perfectionneren — Schnitzler’s Fräulein Else zovele malen voor, dat zij de tekst ten slotte uit het hoofd kende. Toen Charl. Köhler in Oct. 1937 haar 12½-jarig jubileum als voordrachtskunstenares vierde, waren haar „avonden” reeds lang evenementen in het artistiek seizoen.Haar beste creaties zijn o.a.: Dostojewky’s Zachtmoedige, De Kinderkruistocht van Marcel Schwob, Defresne’s Speelman, Goll’s Stervend Europa, Carrière van Neumann, Nederlandse liefdesgedichten, Het Bal van Irene Nemirowsky, Prediker, Hooglied en Psalmen en, voor het jubileum, Marathondans. Later volgden Romeo en Julia (1938), Filomeentje (1939), Het Onvergankelijke (Ned. Gedichten), Frasquita (1940), Pension Rustig (1942), Herdenking en De Koningin van Saba (1945), Dostojewsky’s Oompjes Droom (1946)» Waan of Werkelijkheid naar Henry James (1948). Van haar rollen als toneelspeelster: Lydotschka in Evreïnoff’s Comedie van het Geluk, Ernestine in Misdadigers van Brückner, Brigitte (Schijn en Werkelijkheid), haar creaties in Pirandello’s Verleden van een Vrouw, O’Neill’s Liefde onder de Olmen, haar Elektra, Medea, Badeloch, Maria Stuart en Folie de Chaillot.