Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bombay (stad)

betekenis & definitie

stad aan de westkust van Voor-Indië op 18°55' N.Br. en 72°54' O.L.v.Gr., gelegen op een eiland dat dezelfde naam draagt en tot 1947 de hoofdstad van de gelijknamige autonome provincie. De stad heeft een uitstekende haven, die bovendien zeer schilderachtig gelegen is, met hoge bergen op de achtergrond.

Een dam, waarover de spoorweg, verbindt het eiland met de vaste wal. De stad bestaat uit het oude gedeelte, het Castle (d.i. fort), genoemd naar het in 1769 door de Engelse Oost-Indische Compagnie gebouwde Fort George, het zuidelijkste deel van de tegenwoordige stad en uit de Black Town (Native City, Zwarte stad). De straten zijn nauw en worden in de regentijd vaak overstroomd; veel is er reeds gedaan om de gezondheidstoestand te verbeteren. Toen in 1803 en 1845 de stad gedeeltelijk afbrandde, heeft men haar fraaier en doelmatiger opgebouwd. Bombay wordt door een grote waterleiding van het Tansa-dal uit, 105 km ten N. van de stad, van water voorzien. Op Malabar Point, het zuidelijk einde van het westelijk voorgebergte Van het eiland, ligt Walkeshewar, het heilige dorp der Hindoes en bevinden zich de lijkentorens (Torens van het Zwijgen) der Parsen of Parsi.

Op dit schiereiland met zijn Malabar Hill en Cumballa Hill liggen ook de villawijken. Op Colaba (het Z.O. schiereiland) staan de vuurtoren en de sterrenwacht, benevens katoenfabrieken en grote warenhuizen. In Castle zijn het postkantoor, het paleis van justitie, een museum, de Elphinstone-universiteit (1857) met in 1943-’44 16.700 studenten, en de universiteitsbibliotheek.Behalve als handelsstad en zetel van de provinciale regering vervulde Bombay in het Engelse rijk ook een belangrijke rol als vlootbasis. Het marinehavengebied ligt aan de oostzijde van het Colabas-schiereiland, even ten Z. van het Castle (Government Dockyard, Sassoondock). De oude vestingwerken werden in 1863 gesloopt en door nieuwe vervangen. De stad telde (1941) 1.489.883 inw., voor ⅔ Hindoes, ⅕ Mohammedanen, ongeveer 5 pct Parsi, enkele tienduizenden Christenen en enkele duizenden Joden. De Parsi zijn meest groothandelaren, industriëlen en bankiers.

De handelshaven bevindt zich in Mazagon, de stadswijk ten N. van Castle, langs de oostzijde van het eiland, o.a. Alexandra-, Victoria-, Prince’s Docks. Bombay heeft scheepvaartverbindingen met vrijwel de gehele wereld; door spoor- en luchtlijnen is de stad met de overige delen van Voor-Indië verbonden. Bombay, dat ongeveer ⅓ van de overzeese handel van geheel Voor-Indië tot zich trekt, had in 1943-’44 een uitvoer ter waarde van 563 millioen ropijen (of rupees) en een invoer ter waarde van 739 millioen rupees.

Onder de uitgevoerde goederen neemt katoen de eerste plaats in, dan volgen oliezaden, opium, tarwe, rijst, alsmede peulvruchten, huiden en vellen, specerijen en verfstoffen. De invoer omvat vnl. steenkolen, machinerieën, metaalwaren, rails, zout, dranken, thee, suiker, tabak, wol, wollen stoffen, kleding, goud en zilver. Onder de plaatselijke industrie nemen textielfabrieken (aantal getouwen 69.937) en scheepsbouw een belangrijke plaats in.

H. A. BOMER



Geschiedenis

Bombay kwam in 1294 onder Hindoe-heerschappij en werd in 1348 door de Mohammedaanse vorst van Goedjerat ingelijfd. De Portugezen wisten het in 1534 te verkrijgen als een prachtige en veilige haven (tegenover het vasteland goed verdedigbaar) en daarom ook begeerden de Engelsen het. In 1614, 1615 en 1626 deden zij er een aanval op; onder Cromwell bestond het plan het te kopen, maar pas in 1661 kwam de stad aan Engeland als bruidsgift van de Portugese prinses Catharina, met wie Karel II gehuwd was. Deze stelde Bombay in 1668 onder beheer der Eng. Oost-Indische Compagnie, die er in 1672 het bestuur van Soerate vestigde, terwijl het wegens de veiligheid van zijn ligging in 1708 hoofdkwartier van de Britse Compagnie op Indië’s westkust werd. In 1773 moest Bombay deze positie weer afstaan aan Calcutta.

De 19de eeuw bracht voor de stad een sterke economische opbloei; tussen 1780 en 1836 werd de bevolking meer dan verdubbeld. In de jaren na 1920 zag men een sterke uitbreiding van het stadsgebied.

Lit.: S. M. Edwardes, The rise of B. (1902); R. P. Karkaria, The charm of B. (1937); F. Sullivan, 1000 years of B. (1937).

< >