in de 16de eeuw werd — naar men zegt door een schoenmaker uit Bologna — het feit ontdekt, dat (onzuiver) bariet door gloeien met organische stof een massa oplevert, die na bestraling met licht in het duister fosforesceert. Homberg toonde aan, dat de aanwezigheid van de sulfiden van enkele zware metalen, bijv. koper, in geringe hoeveelheid nodig is, om dit verschijnsel te doen optreden.
De moderne onderzoekingen hebben geleerd, dat de werkzame stof dezer „lichtstenen” — tegenwoordig fosforen genaamd — het door reductie van het BaSO4 ontstane bariumsulfide: BaS is, in samenwerking met daarin als vaste oplossing aanwezige sulfiden der zware metalen (koper, tin, bismuth, enz.), welke laatste slechts in zeer geringe sporen aanwezig behoeven te zijn (Lenard e.a.). Ook de sulfiden der metalen calcium en strontium vertonen die verschijnselen onder de genoemde omstandigheden. De kleur en geaardheid van het uitgestraalde licht van zulke fosforen is o.a. afhankelijk, zowel van de aard van het sulfide als van de kwaliteit van het bijgemengde sulfide der zware metalen.