Art. 65 der Nederlandse Grondwet draagt de regeling van de bezoldiging van rijksambtenaren (uit ’s Rijks kas betaalde ambtenaren) op aan de koning, met uitzondering van de bezoldiging van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de rechterlijke macht, welke door de wet geregeld moet worden. Een codificatie van de bezoldigingsregelen voor rijksambtenaren, voor zover de vaststelling daarvan behoort tot de bevoegdheid van de koning, is voor het eerst tot stand gekomen bij K.B. van 3 Sept. 1918, Stbl. no 541.
Thans geldt daarvoor het „Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1934”, vastgesteld bij K.B. van 30 Dec. 1933, Stbl. no 783 en sindsdien herhaaldelijk gewijzigd. Vermoedelijk zal binnenkort wel een algehele wijziging volgen.Het Besluit bevat algemene regels betreffende de bezoldiging van de burgerlijke rijksambtenaren in vaste dienst en in tijdelijke dienst met twee of meer dienstjaren. Deze regels betreffen vooral: de aftrek van salaris voor hen, die nog niet de 21-jarige leeftijd bereikten; de standplaatsaftrek, d.i. de aftrek van salaris voor de ambtenaren in gemeenten van de 2de en 3de klasse, aangewezen in bijlage E van het Besluit; de korting op de bezoldiging wegens genot van kost en inwoning, vuur, licht en water, dienstkleding; de ongehuwdenaftrek; de periodieke verhogingen; de toekenning van toelagen (ambtstoelagen) aan ambtenaren, aan wie zodanige eisen gesteld worden, dat hun positie en taak een bijzonder karakter dragen; de huwelijkstoelagen aan mannelijke ambtenaren, die gehuwd zijn of geweest zijn en de 23-jarige leeftijd bereikt hebben; de kindertoelagen aan ambtenaren, die kinderen hebben beneden de 18 jaar. De bedragen van de bezoldiging der onderscheidene ambten zijn vastgesteld in de bijlagen A-C van het Besluit. Bijlage A bevat de salarisbedragen voor ambtenaren, wier bezoldiging niet in maand- of weekloon is uitgedrukt; bijlage B bevat de schalen van bezoldiging der ambtenaren, wier salaris in week- of maandloon is uitgedrukt; bijlage C regelt de bezoldiging van het onderwijzend personeel, voor zover deze niet geregeld is in bijlage A.