Italiaans romanschrijver (Vicenza 25 Mrt 1842 - 7 Mrt 1911), wiens werk kort na de eeuwwende, ook in Nederland, veel stof deed opwaaien, is de belichamer van het Katholiek modernisme, dat in Italië de voortzetting was van het Katholiek liberalisme, vrucht der Romantiek. Zoon van gegoede ouders, „experimenteerde” hij in zijn jeugd, om eerst met zijn 32ste jaar groter werk, de vers-vertelling Miranda (1874), te brengen, het relaas van een ongelukkige liefde tussen een zelfzuchtig dweper en een ziekelijk overgevoelig meisje: een motief dat hij 14 jaar later, met rijpere kunst, in de roman Il mistero del poeta (1888) weer opvat.
In Malombra (1881) toont hij een demonisch-heroïeke jonge vrouw, die door de waan dat zij voor honderd jaren reeds geleefd heeft en het toen geleden onrecht moet wreken, tot misdaden en tot zelfmoord wordt gedreven; de waarde van deze roman ligt echter niet in deze occultistische fantasie doch in het ironisch realisme, waarmee de menigte nevenfiguren zijn geschilderd. Daniele Cortis (1885) vertoont eenzelfde disproportie tussen de onduidelijke uitbeelding van de verliefde en onthoudende helden en het dichterlijk meesterschap in het weergeven, naar de trant van het Verisme, van het hen omringende moderne leven en de natuur.Het hoogtepunt van zijn, altijd sterk autobiografische, kunst bereikte Fogazzaro met Piccolo mondo antico (1895, ook in het Ned.: Kleine oude wereld). Wat hij tevoren gewild en verdicht had, de religieuze bekeringen en de politiek-Katholieke vrijheidsdrift der minnende helden, wordt hier natuurlijk en waar. Men is in de tijden van Manzoni en Gioberti terugverplaatst, echter met veel meer speelruimte voor de factor „liefde”. De roman speelt in de jaren 1850-’59. Het opstaan van het verdrukte vaderland, de jeugdgeschiedenis in het ouderlijk huis, de loutering van eigen persoonlijkheid, eigen genezing uit vaag gedweep tot krachtig willen en handelen, dat vertelt hij hier in één groot en simpel, dramatisch stijgend conflict tussen de mystiek aangelegde Franco Maironi en zijn flinke, rationalistisch gezinde vrouw Luisa.
Dit boek bezorgde Fogazzaro wereldnaam. Zijn drie volgende romans, Piccolo mondo moderno (1900), Il Santo (1906) en Leila (1911), zijn er vervolgen op, doch minder gelukkige. Zij willen de didactisch-stichtende inhoud, die in zijn meesterroman verborgen lag, naar buiten werken en geraken meer en meer in de tendens en in polemiek tegen dogmatische verenging en verwereldlijking der Katholieke Kerk. Poëzie en menselijk-belangrijke problemen ontbreken ook hierin niet, maar het aanhoudend wankelen tussen zinnelijk bedrijf en bovenzinnelijk dwepen — Fogazzaro had sterk de invloed der Russen, bovenal van Tolstoj, ondergaan — stelt zich aan het klare kunstwerk in de weg. De manier waarop hij het thema van de moderne Katholiek— volstrekt geloofstrouw en toch „man van zijn tijd” — in Il Santo behandelde, bracht zijn werk op de Index. Hij onderwierp zich en zuiverde genoemd boek, weshalve paus Pius X hem lof bracht.
Sinds 1910 was Fogazzaro senator-voor-hetleven. Voortzetters van betekenis heeft hij niet gehad, zoals ook het Katholiek modernisme in de volgende jaren vrijwel geheel verstomde.
MR H. VAN DEN BERGH
Bibl. (werken behalve de genoemde): Valsolda (verzen, 1876); Poesie scelte (1898); Fedele ed al tri racconti (1887); Idilli spezzati (1901). Critische uitg. van F.’s werken d. P. Nardi (Milano 1930-31). Lettere di A. F., uitg. d.T. Gallarati-Scotti (Milano 1939).
Lit.: E. Donadei, A. F. (Napoli 1913); S. Rumor, A. F. (Milano 21920); L. Gennari, Ritratto di un poeta, A. F. (Bergamo 1921); T. Gallarati-Scotti, La vita di A. F. (Milano 21934, op de Index; vert. in het Eng.: The Life of A. F.,London 1922); P. Nardi, F. (Milano 31938); F. Piggioli, L’Opera lett. di un mistico: A. F. (Torino 1930); P. Nardi, A. F. (Milano 1938); L. Portier, A. F. (Paris 1937); G. Trombatore, F. (Milano 1938) en II Successo di F., in: Risorgimento, I, 1945; R. Viola, F. (Firenze 1939); Le piü belle pagine di A. F., bezorgd d. F. Grispolti (Milano 1928); U. Leo, F.’s Stil u. der symbolist. Lebensroman (Heidelberg 1928). Zie ook J. J. Salverda de Grave, in: Groot Nederland, Jan. 1912, opgenomen in: Uit het gebied der Romaanse letteren (Haarlem 1928).