Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zwaard

betekenis & definitie

Zwaard (Het) is een blank wapen, bestemd tot houwen en steken, met een regten, breeden, veelal tweesnijdenden kling en een gevest zonder beugel. De Grieken bedienden zich zoowel van het korte Perzische zwaard als van het lange slagzwaard. De Romeinen hadden vóór den Tweeden Punischen Oorlog een kort, slechts aan ééne zijde snijdend zwaard zonder punt (ensis), hetwelk zij vervolgens verwisselden met het Spaansche zwaard (gladius), dat voorzien was van eene punt. Onder de Keizers bezigde men het lang, breed en tweesnijdend zwaard (spatha), van de Noordsche volkeren overgenomen.

De vuistvechters waren met een kort zwaard (pugio) gewapend, en ook de officieren en Keizers droegen dit dolkachtig moordtuig als een teeken van hunne magt over leven en dood. In de middeneeuwen gebruikte men meestal zeer lange en zware slagzwaarden, meer geschikt om te houwen dan om te steken en onder den naam van Hambergen of tweehands slagzwaarden bekend. De ridders, te paard vechtende, waren van korter zwaarden voorzien. Na de uitvinding van het buskruid maakte het zwaard plaats voor den pallas en den sabel, zoodat het na dien tijd nagenoeg alleen door scherpregters gebezigd werd. — Men geeft den naam van zwaarden ook aan groote houten bladen, aan de buitenboorden van schepen bevestigd. Men kan deze ophalen en neêrlaten, en gewoonlijk wordt bij het zeilen, inzonderheid bij den wind, het lijzwaard neergelaten om het afdrijven van het schip te beletten.