Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zaan (Willem van der)

betekenis & definitie

Zaan (Willem van der), een vermaard Nederlandsch zee-officier van onbekende af komst, onderscheidde zich als kapitein in den merkwaardigen zeeslag van 12 Julij 1653, door Marten Harpertsz Tromp voor Nieuwpoort aan de Engelschen onder Monk en Deane geleverd. In 1655 geraakte van der Zaan onder de Ruyter in de haven van Arzila slaags met het Algerijnsche admiraalschip, hetwelk door hem en van Berchem op het strand gejaagd en in een reddeloozen toestand gebragt werd. In November van dat jaar streed hij tegen drie Barbarijsche kapers, van welke hij één veroverde en een in brand schoot, terwijl de derde ter naauwernood ontkwam. In December daaraanvolgende dreef hij met den schout-bijnacht Verveen op de kust van Algarve negen Turksche roofschepen op de vlugt, en in den aanvang van 1656 begeleidde bij de Hollandsche koopvaarders uit de Italiaansche havens naar het Vaderland.

Een jaar later bevond hij zich op nieuw onder de bevelen van de Ruyter in de Middellandsche Zee en veroverde er een paar Fransche kapers, die aan onze scheepvaart veel schade hadden veroorzaakt. In 1658 vergezelde hij op het schip „Het Zuiderkruis” de Ruyter op een togt naar Portugal, volbragt er op loffelijke wijze zijne taak en kwam den 12den November in het Vaderland terug. In het volgende jaar bevond hij zich met het schip „Tijdverdrijf” van 50 stukken bij de vloot, die onder de Ruyter Nyborg bombardeerde, werd in 1661 onder dezen wederom naar de Middellandsche Zee gezonden, maar moest wegens ongesteldheid terugkeeren. Na zijne herstelling zag hij zich bevorderd tot schout-bij-nacht, aanvaardde op nieuw het bevel en streed met goed gevolg tegen de zeeroovers, waarna hij in 1664 en 1665 aan de Engelschen veel afbreuk deed op de westkust van Afrika en o. a. het fort Cormantijn veroverde. Hij bevond zich voorts op de vloot, die den lsten Junij 1665 door het beleid van den raadpensionaris Jan de Witt uit Tessel in zee stak, maar moest wegens ziekte zich huiswaarts begeven.

In het volgende jaar nam hij deel aan den roemrijken vierdaagschen zeeslag tegen Albemarle. Hij baande zich een weg dwars door de Engelsche vloot, liep groot gevaar, dat zijn zwaar beschadigde bodem in brand werd gestoken, maar wist zich te redden en bemagtigde zelfs het een jaar te voren door de Engelsche veroverde schip „De Zevenwouden.” Nadat hij den prijs naar Tessel bad opgezonden, stevende hij met zijn geteisterden bodem naar Goeree. bij den togt naar Chatham voerde hij het bevel over een smaldeel van zeven schepen, en in Junij 1668 werd hij met negen schepen uitgezonden tegen de Barbarijsche zeeroovers. Op dien togt geraakte hij nabij kaap Tres Forcas slaags met een Algerijnsch schip en werd door een vijandelijken kogel op den 17den Maart 1669 doodelijk getroffen. Zijn stoffelijk overschot is bijgezet in de Oude Kerk te Amsterdam, waar de admiraliteit, die hem reeds bij herhaling met gouden ketens (thans berustende op de kweekschool voor zeevaart te Amsterdam) begiftigd had, een gedenkteeken te zijner eer deed verrijzen.