Wied, te voren een zelfstandig graafschap in het arrondissement Westfalen, behoorde reeds in de 12de eeuw aan de heeren, die daaraan hun titel ontleenden, was sedert het midden der 15de eeuw verdeeld in Wied-Runkel, aan de Lahn in het voormalig hertogdom Nassau, en het veel grootere Wied-Neuwied. Deze landen echter verloren in 1806 hunne zelfstandigheid en werden vervolgens door het Weener Congrès aan Pruissen en Nassau toegevoegd. De hoofdstad is Neuwied.
Het geslacht der graven van Wied beschouwt Meffrit, overleden omstreeks het jaar 1129, als zijn stamvader. Zijne kleindochter Theodora trad in het huwelijk met Bruno I, graaf van Isenburg, en bragt, toen het geslacht der graven van Wied in de mannelijke lijn uitstierf, hare bezitting aan haren zoon Bruno II van Isenburg-Wied. Toen ook dit geslacht in 1462 in de mannelijke lijn uitstierf, bragt de erfdochter Anastasia hare vaderlijke bezitting aan haren gemaal Dietrich von Runkel uit het Huis Leiningen-Westerburg, die de stichter werd van het tegenwoordig Huis Wied. Na den dood van graaf Friedrich (1698) ontstonden de beide lijnen Wied-Runkel en Wied-Neuwied. Eerstgenoemde bezat het graafschap aan de Lahn en werd in 1791 in den vorstenstand opgenomen, en laatstgemelde verkreeg het andere graafschap Wied en reeds in 1784 de waardigheid van rijksvorst. Beiden hadden stem in het collegie der Westfaalsche graven. Karl Ludwig Alexander, uit de lijn Wied-Runkel, verloor bij den Vrede van Lüneville het graafschap Kriechingen en de heerlijkheden Saarwellingen en Rollingen, maar zag zich in 1803 schadeloos gesteld door de Keulsche ambten Neuerburg en Altenwied, alsmede door Vilmar. Hij overleed den 4den Maart 1824.
Zijn broeder en erfgenaam Friedrich Ludwig, generaal-veldmaarschalk in Oostenrijksche dienst, overleed kinderloos den 28sten April 1824. Zijne bezittingen vielen ten deel aan Wied-Neuwied, en dit Huis vereenigde onder den naam van Wied al die landen onder zijne heerschappij. De stichter dezer lijn, graaf Friedrich Wilhelm, was in 1737 opgevolgd door Johann Friedrich Alexander en deze in 1791 door Friedrich Karl. Laatstgenoemde stond in 1802 zijn vorstendom af aan zijn zoon Johann August Karl. Onder dezen werd het vorstendom in 1806 door de acte van den Rijnbond gemediatiseerd en aan Nassau en het groothertogdom Berg, vervolgens aan Pruissen toegevoegd.
Zijn broeder prins Maximilian Alexander Philipp, was een vermaard reiziger. Na den dood van dezen Vorst (24 April 1836) aanvaardde diens neef Wilhelm Hermann Karl, geboren den 22sten Mei 1814, het bewind, onderscheidde zich als schrijver over wijsgeerige onderwerpen en overleed den 5den Maart 1864. Hij werd opgevolgd door zijn zoon prins Wilhelm, geboren den 22sten Augustus 1845; deze stond eerst onder de voogdij zijner moeder en nam den 8sten Maart 1869 zelf de teugels van het bewind in handen. Hij is gehuwd met prinses Wilhelmina Frederika Anna Elizabeth Maria, geboren den 4den Julij 1841, eene dochter van prins Frederik der Nedealanden.