Viborg, de hoofdstad van een evenzoo genoemd Deensch ambt, hetwelk op ruim 55 □ geogr. mijl 85000 inwoners telt, ligt op het schiereiland Jutland, op den westelijken oever van het kleine Viborgmeer en aan den spoorweg van Randers naar Struer. Men heeft er eene domkerk met krypt en koor, in de 12de eeuw van graniet opgetrokken, en de voormalige Kerk der Zwarte Broeders, eene met de hoofdkerk verbondene school, een hospitaal en omstreeks 7000 inwoners.
Zij is de zetel van een bisschop en van een hooggeregtshof. In de middeneeuwen heette zij Vebjerg (Heilige Berg) en was reeds in het Heidensche tijdperk eene voorname offerplaats, waar de koningskeuze voor Jutland en later voor geheel Denemarken plaats had, terwijl tot 1655 de Jutten er den Koning huldigden.
Zij werd in 1151 versterkt door Svend Grathe, die er in dat jaar twee overwinningen behaalde op Knoet Magnussen. In 1525—1529 bragt Hans Tausen er de hervorming, en men ziet er een standbeeld te zijner eere. In den nieuweren tijd is de stad in verval gekomen, zoowel doordien zij in de 17de eeuw door vijandelijke troepen werd bezet, als door de souvereiniteit van Denemarken, waarna zij ophield de vergaderplaats van den adel van Jutland te wezen, alsmede door den geweldigen brand, die op den 26den Januarij 1726 haar teisterde.
Van 1836 tot 1848 was zij de vergaderplaats der Provinciale Staten van Jutland, doch ook in den oorlog van 1864 heeft zij veel geleden.