Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Thomas (2)

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Thomas, één der twaalf discipelen van Jezus, vermoedelijk geboortig uit Galilaea en in het vierde Evangelie volgens de Grieksche vertaling van den Araméschen naam ook Didymus (Tweeling) geheeten en als een toonbeeld van ongeloovigheid voorgesteld, zoodat men in het dagelijksch leven van een ongeloovigen Thomas spreekt, verkondigde volgens de overlevering het Christendom in Parthië en werd te Edessa begraven. Eene legende uit de 4de eeuw laat hem naar Indië trekken, waartoe voorzeker de apocryphe: „Acta Thomae” met hunne manichésche kleur aanleiding hebben gegeven. Om die reden beschouwen de sedert 600 te Malabar gevestigde Syrische Christenen (Thomaschristenen) hem als den stichter van hun kerkgenootschap. Voorts heeft men ook nog een apocryph: „Evangelium secundum Thomam”. In de R. Katholieke Kerk is de 21ste December, in de Grieksch Katholieke Kerk de 6de October benevens de zondag na Paschen aan Thomas gewijd.

Thomas Aquinas of Thomas van Aquino, een beroemd geleerde der scholastieken in de middeneeuwen. Hij werd geboren in 1224 op het kasteel Roccasicca in het land van Napels uit een adellijk geslacht, ontving zijne opleiding in het klooster Monte Casino en trad tegen den wil zijner ouders in de Orde der Dominicanen. Zijne broeders haalden hem met geweld naar huis, doch na verloop van twee jaar nam hij de vlugt, studeerde te Keulen en te Parijs en trad hier in 1248 als leeraar in de scholastieke wijsbegeerte met zoo grooten bijval op, dat hij den bijnaam verwierf van „doctor universalis” en „doctor angelicus”. Paus Urbanus IV riep hem in 1261 terug naar Italië, waarna Thomas onderwijs gaf te Bologna, Pisa en Rome. In 1272 begaf hij zich weder naar zijn voormalig klooster te Napels, en overleed den 6den Maart 1274 in het klooster Fossanuova te Terracina gedurende zijne reis naar het concilie te Lyon. Hij werd den 15den Julij 1323 gecanoniseerd, en men beschouwde hem als meer dan iemand doorgedrongen in de wijsbegeerte van Aristóteles. Als een ijverig voorstander van het realismus had hij grooten invloed op de scholastieke twisten van zijn tijd.

Zijne voornaamste geschriften zijn: Een commentaar op de vier boeken met spreuken van Petrus Lombardus, — voorts: „Summa theologiae (uitgegeven door Nicolai, 6de druk, 1869)”, eene proeve van een afgerond godgeleerd stelsel, — „Summa fidei catholicae contra gentiles”, — „Quaestiones disputatae et quodlibetales", — en „Opuscula theologica”. Van hem is inzonderheid de leer van den schat van overtollige goede werken, waarover de Kerk beschikken kan, benevens die van de transsubstantiatie en van de onfeilbaarheid van den Paus, zoodat het geene bevreemding kan wekken, dat het tegenwoordig Hoofd der R. Katholieke Kerk het bestudéren van zijne geschriften aan de geloovigen aanbeveelt en van meening is, dat de hedendaagsche wijsbegeerte zich in de rigting van die van Thomas Aquinas bewegen moet. Zijne geschriften, in 1852-1872 te Parma in 25 deelen uitgegeven, bezaten geruimen tijd eene soort van kanoniek gezag, waarop inzonderheid de Dominicanen zich beriepen. Intusschen trad reeds in 1300 Duns Scotus, een lid van de Orde der Franciscanen, tegen hem op en stichtte de philosophisch-theologische school der Scotisten, welke aan de universiteiten steeds in verzet kwam tegen die der Thomisten. Deze laatsten handhaafden de gestrenge leer der genade van Augustinus en bestreden de onbevlekte ontvangenis van Maria. In dit opzigt is de Kerk in den jongsten tijd van het gezag van den heiligen Thomas afgeweken.

Thomas a Kempis, zie onder Kempis.

< >