Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Thomas (1)

betekenis & definitie

St. Thomas, een der West-Indische Virginische eilanden, tot de Kleine Antillen behoorend en staande onder Deensch gezag, bevindt zich ten oosten van Portorico en telt op 1□ geogr. mijl omstreek 15000 inwoners. Het is administratief vereenigd met de eilanden Sainte Croix en Saint John, die te zamen 4½ □ geogr. mijl groot zijn en 23000 inwoners tellen. St. Thomas is over het geheel heuvelachtig en de bodem verheft er zich tot eene hoogte van 500 Ned. el; het bestaat grootendeels uit naakte rotsen, daar de tropische regenvlagen er de vruchtbare aarde wegspoelen, zoodat de landbouw er weinig beteekent. Het klimaat is er niet ongezonder dan op de overige West-Indische eilanden, en de gele koorts is er sedert 1857 niet verschenen.

Aardbevingen hebben er meermalen groote verwoestingen aangerigt, o.a. in 1867, doch veel gevaarlijker zijn er de geweldige orkanen, die sedert 1713 tot achtmaal toe het eiland teisterden. Onder de inwoners vindt men 3000 Europeanen; de overigen zijn Negers en Mulatten, doch de slavernij is er reeds lang afgeschaft. De evenzoo genoemde hoofdstad, met 13000 inwoners, ligt aan het zuidelijk uiteinde van het eiland aan eene prachtige, door bergen omgevene haven, welke 300 groote schepen kan bevatten. De nette huizen verrijzen er terrasgewijs aan de helling van drie bergen, en tot de openbare gebouwen behooren er 3 Protestantsche kerken, eene R. Katholieke kerk en eene synagoge. De taal van het dagelijksch leven is er de Engelsche, maar in zaken en in de briefwisseling bezigt men de Spaansche. De handel is er vooral in het bezit van Duitsche handelshuizen, en dit eiland is voorts gewigtig als steenkolenstation voor stoombooten, die uit Europa naar West-Indië en Midden-Amerika stevenen. — Deze eilanden werden in 1493 door Columbus ontdekt en door de Spanjaarden, Nederlanders, Engelschen, Franschen en Denen allengs in bezit genomen. Sedert 1625 trokken Engelschen en Nederlanders derwaarts, inzonderheid naar het vruchtbare St. Croix, waar in 1650 de Franschen zich vestigden, doch zonder er grooten voorspoed te ondervinden. De toestand werd beter in 1671, toen de Deensche West-Indische Maatschappij de plantages met slaven begon te bewerken, maar vooral toen in 1685 nijvere kooplieden uit Brandenburg naar St. Thomas vertrokken. In 1732 stichtten zendelingen der Moravische Broeders onderscheidene dorpen op St. Croix, en in 1755 werden die eilanden door de Handelmaatschappij overgedragen aan de Deensche Kroon, welke de haven van St. Thomas vrij verklaarde. In 1801 en 1807 kwamen deze eilanden in het bezit van Engeland, maar werden eerst in 1802, daarna in 1815 aan Denemarken teruggegeven onder afstand van het eiland Helgoland. In 1867 werden door Denemarken onderhandelingen met de Vereenigde Staten aangeknoopt over een verkoop van die bezittingen. — Een ander Saint Thomas, eigenlijk Sao-Thomé, is één der vier aan Portugal toebehoorende Guinea-eilanden op de westkust van Afrika, niet ver ten noorden van den Evenaar. Het heeft met het kleine Prinsen-eiland eene oppervlakte van 21,36□ geogr. mijl en telt omstreeks 13000 inwoners, nagenoeg allen Negers. Deze vulcanische, boschrijke, ongezonde eilanden leveren veel koffij en cacao. De hoofdstad is Sao-Antonio, de zetel van den gouverneur, met 4000 zielen.

< >