Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tectona

betekenis & definitie

Tectona L. fil., teakboom of Indische eik is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Verbenaceën. Het omvat groote boomen met groote, tegenoverstaande, gave, afvallende bladeren, groote, eindstandige bloempluimen, en eene vierhokkige, door een opgeblazen kelk omgeven steenvrucht. Tectona grandis L., de gewone teakboom, is een slanke boom ter hoogte van 40 Ned. el, met vierkante jonge takken, groote langwerpigovale bladeren, witte bloemen en vruchten ter grootte van hazelnoten. hij is de gewone boom der Oost-Indische wouden tusschen 25° N. B. tot 2° Z. B. en 73—120° O. L. van Greenwich op het vaste land en op de eilanden, inzonderheid ook op onze Soenda-eilanden, en levert uitmuntend hout, hetwelk zeer geschikt is voor den scheepsbouw. Om verdere uitroeijing der wouden, welke hier en daar reeds aanmerkelijk gevorderd is, te voorkomen, zijn in Britsch-Indië en op Java de teakbosschen van regéringswege onder opzigt gesteld.

Men velt deze boomen gewoonlijk, wanneer zij 40 tot 60 jaar oud zijn en bij eene hoogte van 17—20 eene middellijn aan de basis van 1,3 Ned. el bezitten. Het hout wordt voor een groot deel in Azië verwerkt, hoewel tevens eene aanzienlijke hoeveelheid Europa bereikt. Dat uit Siam wordt voor het beste gehouden; het is licht bruinachtig rood, wordt in de lucht donker bruin, riekt zeer aangenaam, heeft een soortelijk gewigt van 0,89, is hard, maar niet moeijelijk te klieven, laat zich goed bewerken, is, naar men beweert, driemaal zoo duurzaam als eikenhout en wordt door insecten en zwammen niet aangetast. Het dient in Indië tot het bouwen van tempels, van waterwerken enz. De bast bevat looistof en met de bladeren kan men aan zijde en katoen eene purperroode kleur geven, terwijl zij, evenals de bloemen, ook als geneesmiddel worden aangewend.