Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Surséance van betaling

betekenis & definitie

Surséance van betaling is een regtsmiddel, waardoor een koopman tegenover zijne schuldeischers in het algemeen tijdelijk wordt vrijgesteld van zijne verpligting om te betalen, en gewaarborgd tegen executie op zijn persoon of goed, maar tevens de vrije beschikking over zijne goederen verliest. Zij wordt slechts verleend aan bepaalde personen en onder omstandigheden, die de toepassing van dit regtsmiddel (ter voorkoming van faillissement) wettigen. Om ze te bekomen moet men koopman zijn, — ten gevolge van eenige algemeene of bijzondere ramp buiten staat wezen, terstond zijne schuldeischers te voldoen, — en bewijzen leveren, dat de ongelegenheid van tijdelijken aard is. Surséance van betaling wordt alleen door den Hoogen Raad, hoewel ook voorloopig door de arrondissementsregtbank, verleend.

Wie ze verlangt, moet haar aan laatstgenoemde aanvragen, waarop hij door deze met zijne sehuldeischers wordt opgeroepen, waarna de arrondissementsregtbank twee personen benoemt, om met den schuldenaar het beheer over diens goederen te voeren. Na het ontvangen eener provisionéle surséance moet de schuldenaar met overlegging van den staat zijner zaken eene definitieve surséance aanvragen bij den Hoogen Raad. Deze stelt zijn verzoek in handen van twee raden-commissarissen, op wier rapport de Hooge Raad uitspraak doet. Wanneer twee derden der concurrente schuldeischers, wier vorderingen drie vierden der schuld bedragen, of drie vierden der schuldeischers, tweederden der schuld vertegenwoordigend, zich tegen de surséance verzetten, zoo is het verzoek voor geene toewijzing vatbaar. Bij toewijzing wordt surséance verleend voor een bepaalden tijd, die niet langer duurt dan twaalf maanden, terwijl de toegestane termijn na een nieuw onderzoek kan verlengd worden.

De surséance werkt alleen ten voordeele van hem, aan wien zij verleend is; zij strekt zich echter niet uit tot belastingen, hypotheek, pand en reclame, levensonderhoud, krachtens de wet aan anderen verschuldigd, huren en pachten, loon van dienstboden en werklieden, en schulden wegens levensonderhoud van den schuldenaar en zijn gezin gedurende zes maanden vóór de surséance. Zoolang zij duurt, kan de schuldenaar (behoudens uitzonderingen) niet tot betaling genoodzaakt worden en blijven alle aangevangen executiën geschorst, terwijl datgene wat geschied is (beslag, gijzeling enz.) blijft stand houden. De schuldenaar is gedurende de surséance onbevoegd, om zonder bijstand of magtiging van de bewindvoerders eenig roerend of onroerend goed te vervreemden, te verpanden of te bezwaren, geld te ontvangen of te betalen, of eenige daad van beheer uit te oefenen. De surséance kan binnenstijds door den Hoogen Raad worden ingetrokken , wanneer de schuldenaar door kwade trouw of op andere wijze zijne schuldeischers zoekt te benadeelen, of ook wanneer de boedel zoodanig is achteruitgegaan, dat eene volledige betaling der schulden ónmogelijk wordt.