Solfatara’s of zwavelgroeven zijn vulcanische kraters, wier mond allengs gesloten werd, zoodat er geene gloeijend-vloeibare stoffen, maar enkel gassen, water- en zwaveldampen uitgestooten worden, waarna allengs eene dikke zwavelkorst zich neêrzet op de wanden.
De meest bekende solfatara's bevinden zich in Italië. Vooral wordt die naam toegekend aan drie meren in de provincie Rome, 22 Ned. mijl ten oosten van den weg naar Tivoli. De grootste heeft eene middellijn van 60 schreden en eene diepte van 48 Ned. el. Uit den bodem rijzen zwaveldampen omhoog; zij scheidt eene op marmer gelijkende, zeer vast wordende zelfstandigheid af. — De solfatara van Puzzuoli is één van de 27 kraters, welke zich op de vlakte bevinden, door de Ouden de „Phlegraeïsche velden” geheeten. Zij ligt 2 Ned. mijl van het meer van Agnano en van de Hondsgrot en vormt een bekken ter lengte van 344 en ter breedte van 291 Ned. el, hetwelk aan alle zijden, behalve aan den zuidkant, door heuvels omgeven is.
Op sommige plaatsen is er de bodem warm, op eenige zelfs brandend heet. Hier en daar komt zwavel opborrelen. Andere solfatara’s vindt men in West-indië en in Mexico. De grootste, welke men kent, is die van Oeroemtsi bij de Chinésche stad van dien naam, tusschen 2 vuurspuwende bergen, met een omvang van 57 Ned. mijl. Het bekende Doodendal op Java is desgelijks eene solfatara.