Salvandy (Narcisse Achille, graaf), een Fransch staatsman en dagbladschrijver, geboren te Condom (Gers) den llde Junij 1796, nam deel aan de veldtogten van 1813 en 1814, maar vroeg in laatstgenoemd jaar als kapitein zijn ontslag, was van 1819—1821 requestmeester en schreef daarna in het „Journal des Débats”. In 1827 zag hij zich door Martignac tot staatsraad benoemd, doch bedankte in 1829 onder het ministérie Polignac voor deze betrekking. In 1832 werd hij afgevaardigde naar de Kamer, in 1835 lid der Académie en den 15den April 1837 belastte hij zich met de portefeuille van Onderwijs. Nadat hij hierop eenigen tijd als vice-president der Kamer van Afgevaardigden was werkzaam geweest, vertrok hij in 1841 als gezant naar Madrid, in 1843 met toekenning van den titel van graaf in dezelfde betrekking naar Turijn, aanvaardde in 1845 weder de portefeuille van Onderwijs en werd grootmeester der universiteit.
De Februarij-omwenteling van 1848 beroofde hem van die bedieningen, en nu beijverde hij zich met Ghuzot, eene fusie tot stand te brengen van de Legitimisten met de Orleanisten. In Maart 1851 bezorgde een besluit van den President der Republiek hem een pensioen van 6000 francs. Hij overleed den 15den December 1856. Van zijne geschriften vermelden wij: „Don Alonzo ou l’Espagne (1824; 7de druk 1858)”, — „Histoire de Pologne avant et sous le roi Jean Sobiesky (1827—1829; 5de druk 1855, 2 dln)”, — „Islaor ou le barde chrétien (1824)”, — en „Seize mois ou la rèvolution et les révolutionnaires (1831)”, — nogmaals uitgegeven onder den titel: „Vingt mois etc.”