Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Raskolniken

betekenis & definitie

Raskolniken, afvalligen of ketters, van het woord raskol (kerkscheuring) is in Rusland in de Grieksch-orthodoxe Kerk de gemeenschappelijke naam van alle dissidenten. De eerste aanleiding tot eene afscheiding van de heerschende Kerk werd gegeven in 1642 door eene herziening van de bijbelvertaling en van de gezang- en gebedenboeken der Russische Kerk door den patriarch Nikon te Moskou. Hoewel men de leerbegrippen ongeschonden bewaard had, ergerden velen zich aan deze herziening en maakten in 1666 op een concilie te Moskou als oudgeloovigen (Starowertzki) zich los van de heerschende Kerk. Sedert dien tijd is het aantal afvalligen verbazend toegenomen.

In geen enkel kerkgenootschap heeft men zoovele secten als in het Russische; immers iedere secte kwam spoedig tot eene verdeeling, en ieder deel vormde wederom nieuwe secten. In het algemeen heeft men twee hoofdafdeelingen van Raskolniken, namelijk priesterlooze, welke de geestelijken en alle geestelijke handelingen (doop, huwelijk enz.) verwerpen, — en priesterlijke, namelijk zoodanige, welke priesters bezitten, die door de Russische Kerk gewijd zijn, maar zich later bij de Raskolniken gevoegd hebben. Omtrent hunne leerstellingen kan men zeggen, dat die van sommigen zeer onschuldig en onschadelijk zijn, terwijl die van anderen op eene noodlottige wijze ingrijpen in het staatkundig en maatschappelijk leven. Voor ’t overige vindt men in het algemeen bij de Raskolniken eene zucht om nuttige instellingen te bevorderen, zooals: beleen-, hulp en voorschotbanken enz. Tot de gevaarIijksten onder de priesterlooze secten behooren: de Soshigateli (Zelfverbranders), die den zelfmoord prijzen als eene Gode welgevallige daad, — de rusteloos omdolende Stranniki (Pelgrims), die alle staatkundige, zedelijke en godsdienstige orde loochenen, — de beruchte Skopzen, die de ontmanning huldigen als een goddelijk gebod, — de talrijke Theodosianen, — en de nog talrijker Bespopowtsjini, bij wie kindermoord en eene onnatuurlijke behandeling der kinderen tot de gewoonten behooren. Minder gevaarlijke secten kastijden zich, huppelen en springen, — andere zwerven in de bosschen rond om den Heiland te zoeken, — en nog andere gelooven aan eene opstanding van Peter III of vereeren Napoleon als een heilige. Onschuldiger zijn, behalve de talrijke Starowertzen en Iedinowertzen (Geloofsgenooten), welke zich nagenoeg met de Staatskerk verzoend hebben, de Doechoborzen uit Russisch Armenië en de Molokanen (Melk-eters), die wel het priesterschap en de sacrementen verwerpen en alleen den Bijbel erkennen, maar voor ’t overige rustige en vlijtige ingezetenen zijn. Van de overige secten vermelden wij: de Pomoranen (Kustbewoners), Sjtsjelniken, die bij het gebed op eene spleet staren, waar het licht doorheen valt, de Skapowtsjinen, Maslowzen, Kowylinzen, Jerezen, de secte van Danilow, die van Lushkow enz.

Het aantal Raskolniken is moeijelijk te bepalen, omdat velen hun geloof verzwijgen. In 1870 schatte men het in Europeesch Rusland op bijna een millioen en in Aziatisch Rusland op 173000, terwijl deskundigen verzekeren, dat het 11 millioen bedraagt. Men vindt hen vooral in Midden-Rusland tusschen Witebsk, Moskou, Ssamara en Perm. De Russische regering was hun steeds vijandig. Zij ijverde niet alleen tegen de dweepers en vervolgde hen met ongemeene gestrengheid en hardvochtigheid, maar beschouwde en beschouwt nog altijd den Raskolnik als verstoken van alle regten.

Wél is hun volgens de Russische staatswet vrijheid van geloof toegestaan, maar andere bepalingen verbieden hun, kerken of kapellen te bouwen of te vernieuwen, boeken, die over hunne secte handelen, te verkoopen of hunne geestelijken van het eene naar het andere arrondissement te begeleiden. Geene openbare eeredienst is hun vergund, en zelfs gemeenschappelijke godsdienstoefeningen van buren worden door de strafwet bedreigd. Daarenboven mist de afvallige het regt om zijn vermogen te beheeren en over de opleiding van zijne kinderen te beschikken. Gewoonlijk zijn deze bepalingen slechts doode letters, maar zij zijn toch ook wel op de Kozakken in den Oeral, op de Polen in de volle mate harer gestrengheid toegepast, zoodat aan de Raskolniken, die gesteld waren op hun geloof, niets anders overbleef dan de wet te overtreden en zich aan de genade der ambtenaren toe te vertrouwen.

In den jongsten tijd echter is de wet in dat opzigt eene groote schrede vooruitgegaan. Het besluit van 1 Mei 1874 erkent de aangenomene regels met betrekking tot den burgelijken stand voor huwelijken, geboorten en sterfgevallen der Raskolniken, en alzoo een door hen gesloten echt, wanneer deze slechts behoorlijk ingeschreven wordt. Na dien tijd heeft men ook de aandacht gevestigd op eene verdere regeling van de regten, de pligten en de godsdienst der Raskolniken; eene commissie uit den Rijksraad houdt zich met het vervaardigen van een daartoe strekkend wetsontwerp bezig.

< >