Onder dezen naam vermelden wij;
Hendrik Johan Frederik (in het Russisch Iwanowitsj), graaf Ostermann, een uitstekend Russisch diplomaat. Hij werd geboren te Bochum in Westfalen den 30sten Mei 1686, nam wegens een tweegevecht, waarin hij zijn tegenstander doodde, de vlugt van Jena naar Holland, werd door den vice:admiraal Cruys aanbevolen aan Peter de Groote, trad in Russische dienst en genoot weldra het volkomen vertrouwen van den Czaar. Hij bevorderde het sluiten van den vrede aan de Proeth (23 Julij 1711) en leidde de vredesonderhandelingen te Nystadt (10 September 1721), waarna hij tot vrijheer en geheimraad en in 1725 tot rijksvicekanselier benoemd werd. Catharina I bestemde hem op haar sterfbed tot opperhofmeester van den lateren keizer Peter II en tot lid van den regentschapsraad gedurende de minderjarigheid van haren opvolger. In 1730 werd Ostermann in den gravenstand opgenomen en door keizerin Anna met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken belast. Toen in 1740 prinses Anna van Brunswijk verheven werd tot rijksbestuurdster, behield hij zijne invloedrijke plaats, maar de troonsbeklimming van Elizabeth veroorzaakte zijn val. Onder voorwendsel, dat hij bij keizerin Anna bewerkt had, dat Elizabeth zou worden buitengesloten van de opvolging, en dat hij het testament van keizerin Catharina verheimelijkt had, werd hij veroordeeld om geradbraakt te worden. Op het schavot (27 Januarij 1742) werd echter dat vonnis veranderd in eene levenslange verbanning naar Siberië, alwaar hij den 25sten Mei 1747 te Beresow overleed. — Zijne beide zonen, die kinderloos overleden, namen de zonen van hunne zuster, met generaal Tolstoi gehuwd, als kinderen aan, en deze laatsten voerden den naam van Ostermann-Tolstoi Alexander Imanowitsj, graaf OstermannTolstoi, een verdienstelijk krijgsman.
Hij werd geboren in 1772, nam deel aan de oorlogen tegen de Turken en Polen en zag zich benoemd in 1798 tot generaal-majoor en opperbevelhebber van het Russische korps, dat met de Zweedsche en Engelsche hulptroepen bestemd was voor een togt naar Noord-Duitschland. Na zijn terugkeer werd hij gouverneur van Petersburg, voerde in 1806 bevel over eene divisie in het leger van Bennigsen, ontving in 1812 het kommando over het 4de armeekorps en nam daarmede deel aan den veldtogt in laatstgenoemd jaar. In 1813 werd hij bij Bautzen gewond, streed bij Dresden en voerde bevel over het korps der Russische garde bij Kulm, waar zijn arm verbrijzeld werd. Met Klenau noodzaakte hij Dresden tot de overgave, en was in 1815 korten tijd gezant te Parijs. In 1817 werd hij generaal der infanterie, en nadat hij vele jaren in Frankrijk en Italië had doorgebragt, ondernam hij in 1831 eene reis naar het Oosten. In 1837 eindelijk vestigde hij zich aan het Meer van Genève en overleed aldaar den 12den Februarij 1857.