Nostitz is de naam van een adellijk geslacht in de Lausitz, hetwelk thans vertegenwoordigd wordt door 3 grafelijke lijnen. Tot de merkwaardigste telgen van dezen stam belmoren:
Nepomuk, graaf von Nostitz, geboren den 24sten Maart 1768. Hij nam deel aan alle veldtogten van het Oostenrijksche leger van 1788 tot 1815, werd in 1809 luitenant-veldmaarschalk en overleed den 22senn October 1840. — Zijn zoon, graaf Albert von Nostitz, geboren den 23sten Augustus 1807, werd geheimraad en opperlandmaarschalk in het koningrijk Bohemen, en overleed den 25sten Januarij 1871.
August Ferdinand Ludwig, graaf von Nostitz, geboren den 27sten December 1777 te Zessel bij Oels. Hij studeerde te Halle, trad in 1802 als luitenant in Pruissische dienst en woonde den slag bij Jena bij. Na den tijd zijner gevangenschap zag hij zich tot ritmeester bevorderd, maar nam in 1810 zijn ontslag en begaf zich op reis. In 1813 trad hij weder in dienst, onderscheidde zich bij Bautzen en werd adjudant van Blücher en na den slag bij Leipzig majoor. In 1828 woonde hij als kommandant eener kavalleriebrigade den oorlog bij in Turkije, werd daarna adjudant-generaal en was in 1830—1832 gouverneur-generaal van de Rijnprovinciën en Westfalen. In 1830 werd hij luitenant-generaal en nam in 1847 als generaal der kavallerie zijn ontslag. Eindelijk was hij van 1850 tot 1860 Pruissisch gezant in Hannover, en overleed den 28sten Mei 1866.
Gottlob Adolf Ernst von Nostitz und Jänckendorf, als dichter bekend onder den naam van Arthur von Nordstern. Hij werd geboren den 21sten April 1765 in de Oberlausitz en aanvaardde er in 1804 de betrekking van „Oberambtshauptman”. In 1809 werd hij minister in Saksen, nam in 1831 zijn ontslag, en overleed den 19den October 1836. Hij leverde: „Valeria (1803)”, — „Irene (1818)”,— „Sinnbilder der Christen (1818)”, enz.
