Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mnemoniek

betekenis & definitie

Mnemoniek, mmemotechniek of geheugenkunst. De psychologie onderscheidt een drievoudig geheugen, namelijk een werktuigelijk geheugen, dat de reeksen en groepen van voorstellingen opneemt, zooals zij zich vertoonen, zonder eenig onderling verband, — het kunstmatig geheugen, hetwelk allerlei kunstmiddelen aanwendt, om de voorstellingen duurzaam te bewaren — en het oordeelkundig geheugen, hetwelk zich daarbij van de redeneerkunde bedient. Alleen de ontwikkeling van dit laatste is den met rede begaafden mensch onbepaald aan te bevelen. Niettemin komt het inprenten van voorstellingen door kunstmiddelen in het dagelijksch leven dikwijls te pas, en niemand kan deze methode geheel en al missen.

Daartoe behooren de souvenirs, waarin men de oproepingsbriefjes voor vergaderingen steekt, de verzen in sommige Duitsche grammatica’s omtrent de regéring der voorzetsels, het Latijnsche vers omtrent de volgorde der teekens in den dierenriem, de knoopen in den zakdoek enz. Kant noemt die methode ongerijmd, omdat zij aanleiding geeft om twee voorstellingen in plaats van één in het geheugen te prenten. Niettemin heeft men zich reeds van ouds op die kunst — op de mnemoniek — toegelegd. Men vindt er sporen van bij de aloude inwoners van Peru. De Grieken en Romeinen schreven de uitvinding dier kunst toe aan Simónides, en zij werd inzonderheid door de redenaars beoefend (zie Cicero „De oratore II, 84, 85”). Na langdurige sluimering kwam zij na de 15de eeuw weder in zwang. Conrad Celtes, Giordano Bruno, Picus von Mirandola, de Duitschers Lambert Schenkel en Winckelmann en de Engelschman Grey wisten op nieuw de aandacht der geleerden op de mnemotechniek te vestigen.

Leibniz hield zich met haar bezig om daardoor te komen tot de door hem gezochte pasigraphie, namelijk een letterschrift, dat gepast was voor alle talen. Bij de nieuwere beoefenaars der mnemotechniek is intusschen niets anders nieuw dan het middel van substitutie: men gebruikt namelijk cijfers in plaats van letters of omgekeerd. In onze eeuw hebben de volgende beoefenaars der mnemoniek door hunne schriften opzien gebaard: Kästner in zijn „Mnemonik oder System der Gedächtniskunst der Alten (1800)”, — vrijheer von Aretin in zyne „Systematische Anleitung zur Theorie und Praxis der Mnemoniek (1810)” — Gregoire de Frinaigle in zijn „Notice sur la mnémonique (1805)”, — Aimé Paris in zijne „Principes et applications diverses de la mnémotechnie (5de druk, 1835)”, — en Hermann Kothe in zijn „Katechismus der Gedächtniskunst (4de druk, 1877). Op het gebied der opvoedkunde moge men van de mnemoniek enkele malen gebruik maken om jaartallen of iets dergelijks in het geheugen te prenten, men is het er in het algemeen over eens, dat men de beoefening dier kunst aan kunstenmakers kan overlaten. Men moge er zich over verbazen, dat bijv. Stot-taï eene lange reeks van voorgezegde woorden kan onthouden en herhalen, het brengt behalve het kleine genot dier verbazing geenerlei vrucht.

< >