Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Leonardo da Vinci

betekenis & definitie

Leonardo da Vinci, de meest begaafde Italiaansche schilder der 15de eeuw, geboren te Vinci bij Florence, paarde reeds in zijne jeugd een sterk en welgebouwd ligchaam aan een talentvollen geest. Hij verhief het perspectief tot eene wetenschap, was een uitstekend vesting- en waterbouwkundige, vond oorlogswerktuigen en muziekinstrumenten uit, wist deze met smaak te bespelen, en schitterde als improvisator. Voorts was hij een gelukkig beoefenaar der natuur- en oudheidkunde, en bereikte op het gebied der beeldende kunst eene verwonderlijke hoogte.

Zijn leermeester Andrea del Verrocchio, een voortreffelijk schilder en beeldhouwer, overtrof hij weldra, en deze kwam in verzoeking het penseel weg te werpen, toen hij den engel aanschouwde, waarmede zijn stuk: „De doop van Christus” door Leonardo was versierd. In zijne jeugd helde hij over tot het zonderlinge en fantastische, zoodat een vreemd monsterdier en een Medusahoofd tot zijne eerste stukken behooren. Het eerstgemelde kwam voor 300 ducaten in het bezit van Ludovico Sforza, die in 1482 den schilder aan zijn Hof te Milaan plaatste, en wel in de eerste plaats als musicus en improvisator.

Weldra echter was Leonardo er het middelpunt van alle beweging op het gebied der kunst: hij stichtte er eene académie, verzamelde er de schilders om zich heen, schreef voor zijne leerlingen een: „Trattato della pittura”, en werkte bovenal door zijn voorbeeld. Hij vervaardigde het reusachtig modèl van een ruiterstandbeeld van Francesco Sforza, hetwelk door zijne tijdgenooten uitbundig geroemd, maar niet tot ons gekomen is.

Wereldberoemd is voorts zijn: „Avondmaal” in het refectorium der Dominicanen van Sta. Maria delle Gratie, waarmede hij in 1495 een aanvang maakte. Wèl moet men het betreuren, dat dit prachtig fresco veel geleden heeft, doch de schoonheid van compositie, groepéring en uitvoering kan men er nog genoeg in opmerken. De verschillende karakters der Apostelen zijn daarin op eene treffende wijze aangeduid, en in hun midden bevindt zich de verhevene figuur des Heilands, als eene zon tusschen de sterren. Men heeft van dit stuk fraaije gravures van Rafaël Morghen en van F. Wagner. Ook bestaan nog de cartons der afzonderlijke koppen, gelijk die door Leonardo ontworpen zijn, — die van Christus in het Brera te Milaan, tien koppen van Apostelen in het muséum te Weimar, andere in Engeland. Ook heeft Bossi van Milaan met hulp dier koppen het geheel in zijne oorspronkelijke grootte teruggegeven, en dit stuk is thans te Petersburg.

Omstreeks denzelfden tijd schilderde hij ook eenige portretten, zooals: „La belle ferronnière”, — de „Madonna” van den hertog van Litta, — de „Vierge au bas-relief”, — en de „Vierge aux rochers”.

Toen de Franschen in 1499 een einde maakten aan de heerschappij van zijn begunstiger, keerde Leonardo terug naar Florence. Hier ontwierp hij het carton van „de Heilige Anna”, thans te Londen, hetwelk de grootste bewondering wekte, maar de uitvoering bleef achter. Plannen tot aanleg van kanalen vorderden zijn tijd en kracht, want als ingenieur-generaal van Cesare Borgia en op last van dezen moest hij een groot gedeelte van Italië bezoeken. Na zijn terugkeer droeg men hem de versiering op van een der muren in de groote zaal der raadsvergaderingen, en bij deze gelegenheid vervaardigde hij, in eervollen wedstrijd met Michele Angelo, een carton, dat de overwinning der Florentijnen onder hun aanvoerder Niccolo Piccinino voorstelde en tot zijne voortreffelijkste stukken behoorde; doch ook de uitvoering hiervan bleef achter, het carton is verloren gegaan, en alleen eene groep ruiters daarvan, volgens eene teekening van Rubens en eene gravure van Edelinck, is bewaard gebleven.

Tot de kunstgewrochten van Leonardo uit dien tijd behoort eene: „Aanbidding der Koningen” en het prachtige portret van Mona Lisa, gewoonlijk Gioconda genaamd. Toen Leo X in 1513 den Pauselijken Stoel besteeg, begaf Leonardo zich naar Rome. Dáár liet hij het penseel rusten, dewijl Michele Angelo aanstonds derwaarts was gesneld, om er zijn gezag als schilder te handhaven. Te Milaan was intusschen de heerschappij des lands ten deel gevallen aan Frans I, en met dezen vertrok Leonardo als hofschilder naar Frankrijk, waar hij zich te Amboise vestigde. Het eenige stuk evenwel, dat hij voor laatstgenoemden Vorst geschilderd heeft, was eene „Leda”.

Hij overleed den 2den Mei 1519 op het kasteel te Cloux. Leonardo bezat tegenover zijne productieve kracht en zijne idealen eene groote mate van ongeduld, en deze belette hem, rustig te arbeiden. Toch mogen zijne stukken onvergelijkelijk worden geheeten. De grondslag zijner scheppingen was eene onverpoosde waarneming van den mensch, zoowel van zijne ernstige als van zijne bespottelijke zijde; doch deze neiging tot realismus werd in toom gehouden door zijn diep en eenigzins dweepziek gevoel, door de verhevenheid zijner voorstellingen en door zijn streven naar ideale schoonheid.

Ook zijne geschriften zijn van hoog belang. In zijn: „Trattato della pittura” bespreekt hij uitvoerig de leer van licht en schaduw, van de terugkaatsing en vooral van het lijn- en luchtperspectief, terwijl hij andere gewigtige zaken zeer vlugtig behandelt. Voorts is van hem in druk een: „Fragment d’un traité sur les mouvements du corps humain”, en men vindt handschriften van hem in de bibliotheken te Milaan en te Parijs. Eene verzameling van zijne teekeningen en studiën is uitgegeven door Caylus (1730), en een „Leonardo da Vinci-album” door Waagen (1865). Tot zijne oudste navolgers behooren Lorenzo di Credi en Pier di Cosimo, tot zijne leerlingen te Milaan Bernardo Luini, Marco d’Oggione, G.A. Boltraffio, Francesco Melzi en Cesare da Sesto. Ook vormde zich Gaudenzio Ferrari onder zijn invloed.