Koliek noemt men, behalve ongesteldheid der darmzenuwen (neurose in de plexus mesentericus), alle pijnlijke aandoeningen van de darmen, welke niet uit ontsteking van den darmwand voortkomen. Dikwijls ontstaat koliek door ophooping van gassen in het darmkanaal, wanneer overblijfselen van het genoten voedsel aldaar tot verrotting overgaan, alsmede door ophooping en verharding van drekstoffen enz. Ook wormen kunnen koliek veroorzaken.
Koliek na verkoudheid is van rheumatischen aard. Het nuttigen van onrijp ooft en van andere schadelijke zelfstandigheden geeft dikwijls aanleiding tot koliek. Zeer zeker volgt het echter op loodvergiftiging (loodkoliek), zoodat het dikwijls voorkomt bij loodwitfabrikanten, bij arbeiders in zilver- en lood-smelterijen, bij pottebakkers, letterzetters, bij hen die tabak uit looden potten gebruiken enz.
Het koliek onderscheidt zich door aanvallen van nijpende, snijdende pijn, waarbij de lijder verligting zoekt in eene veranderde houding of in het drukken van den buik. De pijn is zoo hevig, dat het geheele gestel van den zieke er door wordt aangetast. Handen, gelaat en voeten worden koud; zelfs vertoonen zich walging en braking, drang op het water enz. Plotseling echter kan de pijn ophouden, en de zieke gevoelt zich weder volkomen gezond. Letten wij op de verschillende soorten van koliek, dan komt krampkoliek vooral voor bij vrouwen en bij hypochondrische mannen, — in het algemeen bij hen, die zwak van zenuwen zijn.
De daaraan verbondene pijnen kunnen plotseling ophouden en terugkeeren; daarbij is de stoelgang traag en de urine waterhelder. Windkoliek vindt men bij menschen met eene zwakke spijsvertering, wanneer zij de maag overladen of gasvoortbrengende spijzen gebruiken. Hierbij zijn de pijnen nijpend en spannend; zp veranderen van plaats en verminderen bij het loozen der gassen. Bij het loodkoliek ontstaat eene graauwe miskleurigheid van het tandvleesch, alsmede eene toenemende vermagering. De pijn bevindt zich daarbij in de navelstreek en gelijkt op die eener zamensnoering.
Daarbij komen eene hardnekkige verstopping, pijn in armen en beenen, verlamming der ledematen en alsdan gewoonlijk de dood. Het koliek van JPoitow komt slechts voor, waar veel appelwijn, most of jonge wjn gedronken wordt. Het onderscheidt zich door snel verschietende pijnen in den buik, die na eenige ureu verdwijnen, maar ook terugkeeren, alsmede door branding in de maag, zuur, drukking in den hartkuil en geelzucht. Bij besloten koliek eindelijk openbaart zich de pijn op eene bepaalde plek; zij neemt toe bij drukking, gaat gepaard met braking, zelfs met drekbraking en met zwelling en hardheid op de plek, waar de pijn zetelt. Hier ontstaat gewoonlijk buikvlies- en darmontsteking en koudvuur, waarop de dood volgt. De oorzaak van dit koliek is gelegen in eene stremming van den doortogt van stoffen door de darmen, door knoopvorming, omstrengeling of instulping van deze; zij is steeds doodelijk, indien zich geene nieuwe opening vormt door den buikwand heen ter ontlasting der opgehoopte stoffen. — Men spreekt ook van nier- en galkoliek, wanneer steenen in de pis- en galbuizen eene stremming veroorzaken.
Bij koliek worden doorgaans ontlastingbevorderende middelen aangewend, zooals lavementen, ricinus-olie enz., — alsmede verzachtende zooals olijven-olie, opium en dergelijke. Het is intusschen van het grootste belang daarbij zoo spoedig mogelijk een bekwamen arts te raadplegen.