Kennelijk onvermogen (De Staat van) is eene regtsinstelling, die voor den particulier, die daarin gesteld wordt, hetzelfde effect heeft, als het faillissement (zie aldaar) voor den koopman. Het wordt uitgesproken door regterlijk vonnis op verzoek van den schuldenaar zelf of van één of meer zijner crediteuren. De schuldenaar moet blijkbaar niet in staat zijn, om aan zijne schulden te voldoen en zich bovendien bevinden in één dezer gevallen: hij moet krachtens een vonnis reeds langer dan eene maand in gijzeling hebben gezeten, of hij moet door meerdere crediteuren tegelijk worden vervolgd en door beslag en executie met den verkoop zijner goederen worden bedreigd, of, tegelijk door meerdere schuldeischers tot betaling aangesproken wordende, moet hij heimelijk zijne woonplaats hebben verlaten zonder orde op het beheer z|jner zaken gesteld te hebben. Het doel dezer instelling is althans vierledig: door het vonnis wordt zijn boedel ééne massa, waaruit de crediteuren, behoudens bevoorregte schulden, naar evenredigheid hunner vorderingen betaald worden; kosten van executie worden bespaard, doordat niet ieder crediteur ter handhaving van eigen regt regtsmiddelen behoeft aan te wenden; de schuldenaar verliest het beheer van den boedel, en kan dus niet zoo ligt meer schuldvorderingen innen en de contanten aan het verhaal onttrekken, en het actief wordt door den bewindvoerder zoo naauwkeurig mogelijk opgespoord, zoo voordeelig als ’t kan te gelde gemaakt en dus bevoorregting van enkelen boven anderen uitgesloten.
De vordering zelve is hier niet zoo ruim toegelaten als bij het faillissement, en ook het Openbaar Ministérie is hier tot het instellen daarvan niet toegelaten. Zij wordt ingesteld bij verzoekschrift aan de arrondissementsregtbank der woonplaats van den schuldenaar, met overlegging der bewijzen, waaruit van de bovenvereischte omstandigheden kan blijken; de schuldenaar kan gehoord worden, doch moet het slechts, — of althans opgeroepen — zoo het verzoek niet van hem uitgaat. De inhoud van het vonnis en de verder te nemen maatregelen komen in hoofdzaak overeen met de voorzieningen, die in het faillissement voorgeschreven zijn. Natuurlijk wordt er een bewindvoerder over den insolventen boedel benoemd, die onder het toezigt van eenen regter-commissaris het beheer voert en de massa vereffent. Zoowel aan den schuldenaar als aan den verzoeker staan de regtsmiddelen van verzet, of hooger beroep (zie Appèl) of cassatie open; de overige schuldeischers kunnen ook in verzet komen tegen de uitspraak van het kennelijk onvermogen. Het gevolg van het vonnis is: dat de schuldenaar het beheer en de beschikking over den boedel verliest; dat de executiën, tegen den boedel aangevangen, worden gestaakt, maar de lijfsdwang, tegen den debiteur ten uitvoer gelegd of uitgesproken, blijft stand houden, tenzij hij zich daarvan door boedelafstand — met autorisatie van den regter — kan bevrijden, of dat hij bloot op zijn verzoek door den regter uit de gijzeling wordt ontslagen.
Omtrent het vervallen van anders nog niet opeischbare schulden en het vernietigen van sommige vóór het vonnis verrigte handelingen en gesloten overeenkomsten gelden gelijke regelen, als in het faillissement. Soortgelijke voorloopige voorzieningen in het belang van den boedel kunnen hier getroffen worden; de vorderingen worden op gelijke wijze geverifieerd; een accoord kan worden aangeboden en behandeld, en zoo het niet is aangenomen, volgt op gelijke wijze de vereffening van den boedel. Wordt het aangenomen accoord door den regter gehomologeerd, dan voegt hij daarbij tevens de verklaring „dat de staat van kennelijk onvermogen is opgeheven.” Bovendien kan ten allen tijde op verzoek van den schuldenaar gelijke „opheffing” door de regtbank worden uitgesproken, zoo hij het bewijs kan overleggen, dat al zijne erkende schuldeischers naar hun genoegen voldaan zijn geworden. Door die opheffing treedt hij terug in het volle genot van zijne burgerlijke en burgerschapsregten. In het Fransch heet de staat van kennelijk onvermogen „Etat de déconfiture.”