Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hoogeveen

betekenis & definitie

Hoogeveen is de naam van eene bloeijende veenkolonie en tevens hoofdplaats van een kanton in het Beiler-dingspil in de Nederlandsche provincie Drenthe. zij is omstreeks 2 eeuwen geleden door het graven van de Echtens-nieuwe-Grift of de Hoogeveensche vaart ontstaan en telt thans tusschen de 10- en 11000 nijvere inwoners, die zich met landbouw, veeteelt en handel bezighouden. Voorts vindt men er 9 scheepstimmerwerven, 3 zeilmakerijen, 4 touwslagerijen, 3 kalkbranderijen en 25 schoenmakerijen.

Hoogeveen Hoogeveen (Hendrik), een verdienstelijk beoefenaar der Grieksche en Latijnsche taal, geboren te Leiden in Januarij 1712, bezocht aldaar de Latijnsche school en de académie en was achtervolgens rector te Gorinchem, Woerden, Culemborg en Breda. Nadat hij in laatstgenoemde stad zijne betrekking aanvaard had met een „Carmen elegiacum sive apologia pro poetis a Platone e civitate ejectis”, besteedde hij zijn tijd aan een uitgebreid werk, waarvan in 1768 acht boeken gereed waren, die evenwel nooit in het licht zijn verschenen. Daar wegens den oorlog met Frankrijk zijne leerlingen vertrokken waren, legde hij zich toe op de wiskunde en schreef: „De doctrina sphaerologica, quadrantis et gnomonica”, een boek, hetwelk desgelijks ongedrukt is gebleven. Na den Vrede van Aken keerden zijne discipelen terug en met ijver bevorderde Hoogeveen den bloei der klassieke wetenschappen. In 1761 aanvaardde hij het rectoraat aan de lllustre-school te Dordrecht met eene „Oratio inauguralis de poesi non adulatrici”, — en 3 jaar later te Delft met eene „Oratio inauguralis sive carmen elegiacum de poesi tyrannidis non commendatrici”. Op den 6den Mei 1783 vierde hij zijn 50-jarig rectoraat en droeg bij die gelegenheid een „Carmen elegiacum in quinquagesimum recturae suae natalem” voor. Hij overleed in 1791. Vooral beoefende hij met uitstekend gevolg de Grieksche taal.

Hij verrijkte het werk van Franciscus Vigerus „De idiotismis linguae Graecae” met eene menigte belangrijke aanteekeningen, en deze uitgave beleefde in korten tijd 3 drukken (1742, 1752, 1766). Het werd door den Duitschen Hoogleeraar Zeune met eigen bijvoegsels in het licht gezonden, en hiervan verscheen in 1822 een derde druk. Gedurende 10 jaar werkte Hoogeveen aan zijne „Doctrina particularum linguae graecae (1769, 2 dln)”, een werk, dat hem ook buiten ’s lands grooten roem bezorgde. Ook hiervan verscheen echter een verminkte druk van den Duitschen hoogleeraar Schütz in 1782, waartegen de schrijver verzet aanteekende in zijne „C. G. Schützi animadversiones in doctrinam particularum graecarum ad justam examinis lancem revocatae ab. II. II. (1786)”. hij schreef voorts, „Carmen Alcaicum sive gratulatio ad Culemburgenses de inundatione feliciter averruncata (1744)”, — „Laetitia publica de inauguratione Guilielmi Caroli Henrici Frisonis etc. (1747)”, — „Oratio funebris in obitum Guilielmi IV (1752)”, in het Nederlandsch vertaald door van Goor (1753), — „Ode in natalem principis Guilielmi V (1748)”, — „Ode ad Delphenses de inauguratione Wilhelmi V (1766)”, — „Palladis Musarumque Delphensium sedes inaugurata carmine elegiaco (1767)”, — en „Propempticon ad Petram van Bleiswijk etc”.