Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hofdijk

betekenis & definitie

Hofdijk (Willem Jacobs), een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Alkmaar den 27sten Junij 1816, ontving aldaar zijne opleiding en zag er zich in 1842 geplaatst aan de secretarie der gemeente, terwijl hij tevens met ijver zich toelegde op de schilder- en dichtkunst. Laatstgemelde behield echter de overhand, hoewel zich in zijne poëzij de schilder geenszins verloochende.

Ongemeen met zijne geboortestreek ingenomen, bezong hij deze met geestdrift en gloed, zoodat hij den naam verwierf van „Minstreel van Kennemerland”.

In 1851 aanvaardde hij den leerstoel der Vaderlandsche geschiedenis en letteren aan het stedelijk gymnasium te Amsterdam, alwaar hij bij voortduring werkzaam is. Hij leverde: „Een kunstenaars-idylle (1849)”, — „Kennemerland Balladen (2 dln, met platen, 1849—1852; 2de druk 1875)”, — „De jonker van Brederode (1849)”, — „De laatste dagen van Heemskerks beleg (1359).

Historisch dramatisch gedicht (1851)”, — „Aëddon, een episch gedicht (1852)”, — „Griffo de Salier (dramatiesch gedicht, 1852)”, — „Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (1853—1856; 5de druk 1872)”, — „De Bloem der waereld (1854)”, — „Helena (1854)”, — „Theda (1854)”, — „Historische Landschappen (1856; 2de druk 1873)”, — „Een fantazij uit de werkelijkheid (1856)”, — „Het Nederlandsche volk geschetst in de verschillende tijdperken zijner ontwikkeling (1856; 2de druk 1872)”, — „Schets van de geschiedenis der Nederlanden, opgehelderd met afbeeldingen (1857 ; 2de druk 1867)”, — „Andwerpens citadél, een schetsboek uit de drie en-twintig dagen (1857)”, — „Kennemer legenden, gedramatiseerd (1858— 1865)”, — „Ons Voorgeslacht in zijn dagelijksch leven geschilderd (6 deelen, 1858— 1862; 2de druk 1872—1875)”, — „Vondel gekroond, lyriesch-dramatisch gedicht (1858)”, — „Een Vrede van 300 jaren.

Historische monographie (1859)”, — „Alkmaars beleg 1873. Historisch-dramatisch tafereel (1860)”, — Ten vierdag gerechtigd. Feestrede, gehouden te Alkmaar 8 October 1860”, — „Verspreide gedichten (2 deelen 1860)”, — „Oranje en zijn keurvendel in 1572; met 16 kunstplaten (1863—1867)”, — „De Kloosterorden in Nederland historisch onderzocht en geschetst. Met afbeeldingen door D. van der Keilen Jr., (1864)”, — „Een Echo uit 1573 (gedicht) (1865, herdrukt in 1873)”, — „Kroniek der Kennemer vrijbuiters (1865)”,— „Geschiedenis des Nederlandschen volks (1865—1872)”, — „Voor 300 jaren.

Historische Herinneringen (1865—1869)”, — „De Vrouw van den Vrijbuiter. Historisch drama 1573 (1867)”, — „Romantische poëzij (1867)”, — „Een booze eed. Historisch drama (1863)”, — „Van Lennep herdacht, eene allegorie (1868)”, — „Een gekroonde Sluipmoordenaar (1870)”, — „De triomf der Piraten (1ste, 2de en 3de druk 1872)”, — „Alckmaria victrix.

Kronijk van Alkmaars beleg in 1573 (1873)”, — „Leidens wee en zegepraal (1874)”, — „De OranjeMeifeesten in 1874 (1874)”. — „Brielles Gedenkdag op Neêrlands derde Jubilee (1873)”, —„Een kroon op drie eeuwen, Lyrisch-dramatisch gedicht (1874)”. Voorts vele bijdragen in het jaarboekje „Aurora”, waarvan Hofdijk redacteur is, „Holland (Kastalia)” in ’t „Dicht-Album”, enz.

Met Mr. J. van Lennep gaf hij uit: „Merkwaardige kasteelen in Nederland (met platen, 6 dln, 1852—1861)”, — en M. P. Rosmade (E. Masdorp), „Ons volk in zijne historie romantisch geschilderd (3 dln, 1858—1860)”, wijzigde hij den vorm. Thans verschijnt van hem: „Lauwerbladen uit Neêrlands gloriekrans (1875, met 30 chromo-lithographieën)”.

Hofdijk is officier der orde van de Eikenkroon, oud-lid van den Raad en Secretaris der Koninklijke Académie van Beeldende Kunsten, lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, van het Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen; van het Historisch Genootschap te Utrecht en Membre-Correspondant du Cercle Artistique et Littéraire à Anvers.

Hofer Hofer (Andreas), aanvoerder der Tyrolers bij hun opstand in 1809 gedurende den oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk, werd geboren den 22sten November 1767 in de herberg „Am Sande” te St. Leonard in het Passeyrdal. Nadat hij de herberg overgenomen had, dreef hij handel in paarden en wijn op Italië, en reeds in 1796 was hij hoofdman van eene kompagnie Tyroler scherpschutters, die aan het Garda-meer tegen de Franschen optrokken.

Ook bij het vormen eener landmilitie in Tyrol na den Vrede van Luneville legde hij grooten ijver aan den dag. Toen in 1808 de oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk weder ontbrandde en de ontevredenheid der Tyrolers op de Beijersche regering toenam, begaven afgevaardigden, waaronder ook Hofer was, zich in ’t geheim naar Weenen, om aan aartshertog Johann mededeeling te doen van de wenschen des lands.

Op last van laatstgenoemde ontwierp nu Hofer het plan tot een opstand en eene herovering van Tyrol. Het werd er door vertrouwde personen bekend gemaakt, en in 3 dagen — van 11—13 April — was bijna de geheele bevolking er mede vervuld. Ongeveer 8000 man Fransche en Beijersche troepen werden te Innsbrück en elders gevangen genomen. Nadat het noorden en het midden van Tyrol bevrijd was, trokken Hofer en Hormayr naar het zuiden, waar de Franschen met groot verlies verdreven werden.

Toen echter deze laatsten na de overwinningen bij Eckmühl en Regensburg tot Weenen naderden, deden de Beijerschen weder een inval in Tyrol. Op den dag der overgave van Weenen leed de Oostenrijksche generaal Chasteler bij Wörgl eene nederlaag, zoodat hij naar den Brenner moest terugtrekken, waarna hij tot verdediging van Tyrol generaal Buol met een klein korps achterliet.

Toen generaal Ruska den graaf von Leiningen, die in Tyrol zeer bemind was, vandaar verdreef, had Hofer gewapenderhand tot het bestrijden van den vijand medegewerkt. Thans echter verscheen hij op den Brenner, en door den schranderen Eisenstecken, zijn krijgsmakker en adjudant, geleid en door den dapperen Speckbacher ondersteund, leverde hij bij den berg Isel den 25sten en 29sten Mei 1809 aan de Beijerschen 2 gevechten, waardoor deze genoodzaakt werden, Tyrol te ontruimen.

Kort daarna werd ook de graaf von Leiningen, die in Trente was belegerd, door Oostenrijksche troepen en door Tyrolers onder aanvoering van Hofer ontzet.

Reeds was deze op het punt om zich met zijne manschappen aan te sluiten aan de troepen, welke Klagenfurth zouden veroveren, om alzoo de gemeenschap van Tyrol met Oostenrijk te herstellen, toen na den slag bij Wagram de wapenstilstand van Znaim (12 Julij) gesloten werd, volgens welken de Oostenrijkers zich uit Tyrol en Vorarlberg moesten verwijderen.

Hierover ontstond bij het ellendig verstooten volk eene groote onrust, terwijl generaal Lefèbvre met 30- of 40000 man Franschen, Beijerschen en Saksers van verschillende zjjden Tyrol binnentrok. Hofer had zich aanvankelijk in eene grot in het Passeyrdal verscholen.

Maar toen Speckbacher, de kapucijn Joachim Haspinger en Petrus Mayer aan het hoofd van het gewapende volk Tyrol zochten te verdedigen en van 3 tot 9 Augustus aan de vijanden herhaalde nederlagen toebragten, verliet ook Hofer zijne wijkplaats en trad op als opperste bevelhebber van hen, die voor hun vroegeren heer en voor hun regt de hagchelijke worsteling waagden.

De slag van 13 Augustus, wederom bij den berg Isel, noodzaakte Lefèbvre Tyrol te verlaten. Hofer belastte zich nu met het militair en burgerlijk bestuur tot aan den Vrede van Weenen (14 October). Toen daarna aartshertog Johann zelf in een brief de Tyrolers tot onderwerping vermaande en van alle kanten vijandelijke troepen in hun land rukten, deed Hofer in November aan den onderkoning Eugène en aan den Beijerschen opperbevelhebber de verklaring, dat hij tot onderwerping besloten had. Evenwel door berigten van overwinningen en van den intogt van Johann misleid, hervatte hij de vijandelijkheden.

In weerwil van onderscheidene voorspoedige gevechten moest zijne schaar eindelijk voor de overmagt bezwijken. Gaarne had men hem redding bezorgd, maar gehechtheid aan zijn vaderland belette hem de vlugt te nemen naar Oostenrijk. Gedurende 2 maanden hield hij zich onder sneeuw en ijs in eene Alpenhut in Passeyr verborgen, en geene beloften of bedreigingen van de Fransche generaals waren in staat, om er een Tyroler toe te brengen, dat hij de schuilplaats van Hofer verraden zou.

Eindelijk verried de priester Donay, te voren een vertrouwd vriend van Hofer, aan generaal Baraguay d’Hilliers den naam van dengene, die Hofer in zijne wijkplaats van spijs en drank voorzag. Gedeeltelijk door beloften, gedeeltelijk door hem met den dood te bedreigen werd deze tot bekentenis gebragt en Hofer met zijn gezin den 20sten Januarij 1810 gevangen genomen. Onder sterke bedekking voerde men hem naar Mantua, waar hij voor den krijgsraad, onder voorzitterschap van Bisson, zou teregt staan.

De meerderheid stemde niet voor de doodstraf, doch de telegraaf bragt uit Milaan het berigt, dat hij binnen een etmaal moest ter dood gebragt worden, opdat Oostenrijks tusschenkomst in elk geval te laat mogt komen. Hij werd echter eerst den 20sten Februarij 1810 naar de strafplaats geleid.

Hij bleef moedig en sterk tot aan het laatste oogenblik, wilde niet dat men hem blinddoekte en kommandeerde zelf: „vuur!” Zijne bloedverwanten ontvingen adeldom en goederen van den Keizer van Oostenrijk, en ter zijner eere verrees in 1834 in de kerk der Franciscanen te Innsbrück zijn marmeren standbeeld, op last des Keizers door professor Schaller te Weenen vervaardigd.

< >