Hlubek, een verdienstelijk landbouwkundige, geboren den 11den September 1802 te Chatitschau in Oostenrijksch Silezië, studeerde eerst te Troppau, daarna te Brünn in de wijsbegeerte, vervolgens te Weenen in de regten, de scheikunde en de landbouwwetenschap, en ontving in 1829 eene aanstelling bij het stedelijk bestuur, in 1830 de betrekking van plaatsvervangend hoogleeraar in de landbouwkunde te Weenen. In 1832 werd hij hoogleeraar in dat vak te Lemberg, en in 1833 te Laibach, waar het Landbouwgenootschap hem tevens met de redactie van zijne „Annalen” en van den „Wirthschaftskalender für Illyriën” belastte. Ook vervaardigde hij eene statistiek van zaken van landbouw, nijverheid en handel in Illyriën. In 1840 werd hij hoogleeraar in de land- en boschcultuur te Gratz, referent van de centrale commissie van het Genootschap voor Landbouw in Stiermarken enz.
De voortbrengselen van de zijdeteelt, door hem in 1843 in Stiermarken tot stand gebragt, werden op de tentoonstelling te Londen bekroond. Hij schreef het bekroonde opstel: „Die Ernährung der Pflanzen und die Statik des Landbaues (1841)”, „Beleuchtung der organischen Chemie des Dr. Liebig (1842)”, — „Versuch einer neuen Charakteristik und Klassification der Rebsorten (1841)”, — „Beantwortung der wichtigsten Fragen des Ackerbaues (1842)”, — „Die Landwirtschaft der Herzogthums Steiermark (1866)”, — „Die Landwirthschaftslehre in ihrem ganzen Umfange (2 dln; 2de druk 1851— 1852)”, — „Bericht über die englische Landwirtschaft und die Londoner Ausstellung (1852)”, — „Die Betriebslehre der Landwirtschaft (1853)”, — „Der Verkehr zwischen Triëst und der Monarchie und die Wien-Triëster Eisenbahn (1841)”, — „Die Bepflanzung des Karstes (1858)”, — en „ Der Weinbau der Oesterreichischen Monarchie (1864)”.