Heyns of Heynsius. Onder dezen naam vermelden wij:
Pieter Heyns, een Zuid-Nederlandsch schrijver. Hij werd geboren te Antwerpen in 1537, zag zich aldaar geplaatst bij het onderwijs en overleed in 1597. Hij schreef: „Spieghel der Wereldt, ghestelt in ryme, waarin letterlijck ende figuerlijk de geleghentheydt, natuure ende aerdt aller landen claerlijck afghebeeldt ende beschreven wordt (1576; 2de druk 1596)” met 75 kaarten, ook in het Fransch vertaald (1598). — „La vie et la passion de Jesus Christ (1595), — en „Le miroir des vefves, tragedie sacrèe d’Holoferne et Judith (1596).” Zacharias Heyns, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Antwerpen in 1570, vestigde zich na het overlijden zijns vaders als boekdrukker eerst te Amsterdam en later te Zwolle, was beter dichter dan zijn vader en een goed graveur, en overleed in 1640. Van zijne geschriften noemen wg: „Den Nederlandschen hantspiegel in rijmen gestelt, waarin dat letterlijck ende figuerlijck de gelegentheyt, aert ende nature van de Nederlanden met de omligghende grenzen claerlijck afgebeelt ende beschreven wordt (1599),” — „Uxoris Mempsigamos, Tweespraek van een goede huisvrouwe ende een quaet huijswijf (1592, ook in ’t Fransch)”, — „Het drachttoneel van de gansche werelt (1610)”, — „Vriendtsspiegel, waarin de historie Joannis Bocatii, de vriendtschap prijzende, speelschewijze voor ooghen gestelt wordt (1602)”, — „Pestspiegel enz. (1602)”, — „Emblemata, volsinnighe uytbeeldsels by Gabriëlem Rollenhagium enz. (1615)”, — „Emblemata, emblêmes chretiennes et morales etc. (1625)”, — „W. Salluste, here van Bartas werken (1616); 2de druk 1621; 3de druk 1628)”, — „Wegwyser ter salieheijt (1629)”, — en „Voorbeeldsels der oude wijsen, uyt de Indische sprake overgheset (1634)”.
Maria Heyns, vermoedelijk eene dochter van den voorgaande. Zij werd geboren omstreeks het jaar 1620, hield haar verblijf te Schoonhoven, vormde haren stijl door het lezen der werken van Vondel, was bekend met de oude talen, dichtte ook zelve, en schreef: „Bloemhof der doorluchtige voorbeelden daerin, door ware, vreemde en deftige geschiedenissen leeringen en eigenschappen, alles dat den mensch tot nut en vermaak strekken kan, te bemerken is, uit de schriften van Philippus Camerarius, Michel de Montaigne en andere schrijvers getrokken en vertaald (1647)”, een lijvigen kwartijn, grootendeels proza, met platen.