Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Helmichius

betekenis & definitie

Helmichius (Wemerus), een Nederlandsch godgeleerde, geboren te Utrecht in 1551, was in 1571 predikant bij de Hervormde gemeente te Frankfort aan de Main en in 1578 tijdelijk, een jaar later vast predikant te Utrecht, waar hij zich door verdraagzaamheid en gematigdheid onderscheidde, den 15den Januarij 1581 het eerst in de domkerk eene Protestantsche leerrede hield, en in 1583 leeraar werd der Waalsche gemeente. In 1586 woonde hij de Synode te 's Hage bij en 2 jaar later behoorde hij tot het gezantschap, dat in last had bij Elisabeth op behartiging der Protestantsche belangen aan te dringen. Daar hij tot de partij van Leycester behoorde, ontving hij met andere predikanten, bij de verwisseling van den stand van zaken, in 1589 zijn ontslag, werd te ’s Hage en te Dordrecht beroepen, maar gaf in 1590 gehoor aan de roepstem van Delft. Een hoogleeraarsambt te Leiden wees hij van de hand, doch vertrok in 1601 naar Amsterdam, werd door de verschillende partijen als een vroom Christen en een uitstekend leeraar geacht, en overleed den 29sten Augustus 1608.

Hij schreef onder anderen: „Goliats sweert ende riedtstock van pater Frans Coster, Jezuwyt (1609)”, — „Psalmorum Davidis et aliorum Prophetarum analysis (1641)”, — en „Epistola scripta Abrahamo Muyzenholio”. Door de Zuid-Hollandsche synode werd in 1587 mede aan hem de vertaling des Bijbels opgedragen, terwijl hij later benoemd werd om het werk van Marnix na te zien, en na diens dood om het voort te zetten. In 1607 leverde hij eene bijkans volledige vertaling van Genesis.

< >