Ondor dezen naam vermelden wij:
Ernst Ludwig Heim, een verdienstelijk Duitsch geneeskundige. Hij werd geboren den 22sten Julij 1747 te Solz in het hertogdom Saksen-Meiningen, waar zijn vader, Johann Ludwig Heim, de uitgever der „Heimebergische Chronik (1767—1777)” in 1785 overleed. Hij bezocht achtervolgens het lycéum te Meiningen en de universiteit te Halle, volbragt, na het verkrijgen van den doctorsrang, met zijn vriend Muzel eene wetenschappelijke reis door Noord-Duitschland, Nederland (waar hij geruimen tijd te Leiden vertoefde), Engeland en Frankrijk, vestigde zich eerst te Berlijn en daarna te Spandau, doch keerde in 1783 naar Berlijn terug, waar hij zich in 1799 tot geheim hofraad benoemd zag. Hij had eene uitgebreide practijk; jaarlijks behandelde hij 3- of 4000 behoeftige lijders zonder geldelijke belooning, verstrekte aan velen van hen ondersteuning, en genoot tevens als arts het vertrouwen van het Koninklijk Huis. Hij overleed den 15den September 1834, en zijne „Vermischte Schriften” werden in 1836 door Paetsch in het licht gegeven. Hij was de eerste, die te Berlijn de koepokken inentte, terwijl hij zich tevens met ijver toelegde op de kruidkunde, inzonderheid op de kennis der mossen.
François Joseph Heim, een Fransch historieschilder. Hij werd geboren te Belfort den 15den Januarij 1786, bezocht in 1803 het atelier van. Vincent te Parijs, en verwierf in 1807 den grooten prijs, zoodat hij zich op Staatskosten gedurende 5 jaar naar Rome kon begeven. Na zijn terugkeer behaalde zijn doek: „Jacob’s aankomst in Mesopotamië” op de tentoonstelling van 1812 de gouden medaille der eerste klasse, en deze werd hem in 1817 ook toegekend voor zijne stukken; „Ptolemaeuss Philopator” en „De rok van Jozef.” Behalve geschiedenissen van martelaren, schilderde hij in 1824 „Het bloedbad der Joden in den voorhof des tempels te Jerusalem”, en in 1827 voltooide hij de keurige schilderij: „Karel X koning van Frankrijk, die bij het eindigen der tontoonstelling van 1824 belooningen aan de kunstenaars uitdeelt". Op de tentoonstelling van 1847 leverde hij: „De tooneeldichter Andrieux, een zijner stukken voorlezende in het foyer van het Théâtre Français.” Sedert 1829 was hij lid van het Instituut, en hij overleed den 2den October 1865.