Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gryphius

betekenis & definitie

Gryphius (Andréas), een verdienstelijk Duitsch dichter, geboren te Groszglogau in Silézië den llden October 1616, studeerde te Dantzig en werd huisonderwijzer bij den pfalzgraaf Georg von Schönborn. Deze kroonde hem tot dichter en verleende hem een adelsbrief, waarvan echter Gryphius en zijne afstammelingen geen gebruik gemaakt hebben. Na den dood van zijn beschermheer vertoefde hij 6 jaar te Leiden, reisde met een jeugdigen Pommeraan gedurende 2 jaar in Frankrijk en Italië, wees onderscheidene académische leeraarsbetrekkingen van de hand, en werd in 1650 syndicus van het vorstendom Glogau. Hij overleed aldaar den 16den Julij 1664.

Hij had gedurende zijn leven met talrijke ellenden te worstelen — met vele vijanden en benijders, met ziekten des ligchaams, en met zijne bekommernissen over de treurige gesteldheid van zijn vaderland. Een en ander leidde hem tot zwaarmoedigheid, welke zich in zijne „Sonetten” en „Kirchhofsgedanken” duidelijk openbaart. In punt- en hekeldichten geeselde hij de verkeerdheden en vooroordeelen van zijn tijd. Voorts overtrof niemand in zijne dagen hem op het gebied der dramatische poëzij, zooals blijkt uit zijne treurspelen. „Leo Arminius (1646)”, — „Katharina von Georgien (1647)”, — „Cardenio und Celinde (1659)”, — en „Papinianus”, bij wier zamenstelling hij het voetspoor van Vondel betrad. Men ziet daarin, dat zijne rijke verbeelding tragische toestanden wist te scheppen, en dat hij daarenboven meester was van zijne taal. In zijn „Carolus Stuartus (1649, omgewerkt in 1663)” zocht hij zelfs een historisch feit van zijne dagen voor te stellen.

Nog hooger staan zijne voortreffelijke blijspelen, zooals „Peter Squenz”, — „Horribilicribrifax” en „Die geliebte Dornrose”, — terwijl hij voorts onderscheidene drama's uit het Nederlandsch, Italiaansch en Fransch in het Duitsch heeft overgebragt. Ook dichtte hij een Latijnsch epos, hetwelk den Olijfberg tot onderwerp had. Hij was bekend met elf talen en hield te Leiden voorlezingen over wijsbegeerte, dichtkunst, mathesis , sterre- en ontleedkunde, handwaarzeggerij t gelaat- en aardrijkskunde en Romeinsche oudheden. Eene gezamenlijke uitgave van zijne werken is bezorgd door zijn zoon Christian in 1698, en in onze eeuw zijn onderscheidene afzonderlijke stukken van dien dichter op nieuw in het licht verschenen. Zijn zoon Christian Gryphius, geboren te Fraustadt den 29sten September 1649 en overleden den 6den Maart 1706 als hoogleeraar te Breslau, schreef: „Poetische Wälder (1698; 3de druk 1718)”, — „Kurzer Entwurf der geistlichen und weltlichen Ritterorden (1697 en 1709)”, en „Gedächtniszschriften (1702)”.

< >