Gossec (François Joseph), een Fransch toonkunstenaar, geboren te Vergnies in Henegouwen den 17den Januarÿ 1733, ontving zijne muzikale vorming als koorknaap aan de hoofdkerk te Antwerpen en begaf zich in 1751 naar Parijs, nadat hij zich in het vioolspel en de compositie geoefend had. Hier werd hij als eerste viool geplaatst bij de private kapél van den pachter-generaal La Popelinière en schreef aldaar omstreeks 1754 de eerste symfonieën, welke in Frankrijk vervaardigd werden. Daarna kwam hij in dienst van den prins van Conti, en nadat hij zijne eerste kwartetten en zijn beroemd „Requiem” gecomponeerd had, bewerkte hij in 1764 de operette „Le faux Lord” voor het tooneel. Hierop volgden „Les pêcheurs”, — „Toinon et Toinette — „Sabinus”, — „Thésée”, — „Hylas et Sylvie”, — en „La reprise de Toulon,” welke hem een hoogen rang onder Frankrijks dramatische componisten aanwijzen.
In 1770 bragt hij een liefhebberij-concert tot stand, waarbij de beroemde chevalier de St. Georges als eerste viool werkzaam was. Daarvoor schreef hij onderscheidene groote symfonieën, terwijl hij voorts met Gaviniès en Leduc de „concerts spirituels” bestuurde. In 1784 werd hij belast met het bestuur van de „Ecole de chant et de déclamation”, waaruit in 1795 het Conservatoire ontstond, waaraan hij eerst als inspecteur en vervolgens als professeur geplaatst werd. Intusschen had de Omwenteling een nieuw veld geopend voor zijne muzikale werkzaamheid, zoodat hij voor vele feestelijke gelegenheden melodieën vervaardigde , die met geestdrift werden begroet. Aan het Conservatoire zorgde hij voor de verbetering der leerboeken, kwam in 1815 op pensioen, woonde rustig te Passy, en overleed den 16den Februarij 1829. Hij was lid der Académie en heeft, behalve vermeld „Requiem”, ook andere voortreffelijke kerkmuziek geschreven.