Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geraamte

betekenis & definitie

Geraamte (Het) is het door banden en kraakbeen tot een geheel verbonden beenstelsel van het ligchaam van gewervelde dieren. Het dient tot steun voor de weeke deelen des ligchaams, — tot het vormen van beveiligende holten voor de ingewanden, en tot een toestel, die door middel der spieren in beweging kan gebragt worden.

Wij zullen ons voor de beschrijving van het geraamte bij dat van den mensch bepalen.

Zulk een geraamte wordt verdeeld in den romp, het hoofd en de ledematen. Tot den romp behoort de wervelkolom, die uit 24 ware en 5 valsche wervels bestaat en van welke de middelste 12 aan weerszijden even zoo vele ribben tellen, die van voren gedeeltelijk met het borstbeen verbonden zijn en alzoo de borstkas vormen.

Boven die 12 middelste wervels heeft men 7 halswervels en daaronder 6 lendewervels, die op het bekken rusten. Dit laatste is gevormd door 5 zaamgegroeide valsche wervels (het heiligbeen met het staartbeen en de 2 ongenoemde beenderen, welke weer verdeeld zijn in darmbeen, schaambeen en zitbeen). — Het hoofd rust op de wervelkolom en bestaat uit 7 schedel- en 14 aangezigtsbeenderen (behalve de gehoorbeentjes). — Tot de ledematen belmoren de armen en beenen. De 2 armen zijn aan weerszijden des ligchaams door het sleutelbeen met het borstbeen verbonden, en het sleutelbeen met het schouderblad vormt het schoudergewricht van den arm. Daaraan is met eene zeer bewegelijke kogelgeleding het opperarmbeen verbonden; hierop volgt de voorarm, uit 2 beenderen (ulna en radius, ellepijp en spaakbeen) bestaande, en hiermede is de hand vereenigd, gevormd uit 8 handwortelbeentjes, 5 nahandsbeentjes en de vingerkootjes, ten getale van 3 voor eiken vinger en 2 voor den duim. Van de beenen is het bovenste gedeelte, het dijbeen, met eene zeer bewegelijke kogelgeleding verbonden met het bekken ; daarop volgen het kuit- en scheenbeen, naast elkander gelegen en door de knieschijf verbonden, terwijl de geleding van den voet dezelfde is als die van de hand.

In bijgaande figuur ziet men bij a de schedelbeenderen en bij b de aangezigtsbeenderen van het hoofd, — bij c de 7 halswervels, bij d de 5 lendewervels, bij e het borstbeen, bij de ribben, bij g het sleutelbeen, bij h het schouder blad, bij i de geleding van het opperarmbeen, bij k het opperarmbeen, bij l de geleding van den voorarm, bij m en n de ellepijp en het spaakbeen, bij o de handwortel, bij p de nahandsbeenderen en bij q de vingerkootjes, in r het darmbeen, in s het zitbeen, in t de kogelgeleding van het dijbeen, in u het dijbeen, in v het kniegewricht, in w de knieschijf in x het scheenbeen, in y het kuitbeen, in z de voetwortelbeenderen, in aa de navoetsbeenderen en in bb de kootjes der toonen.