Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gelaat

betekenis & definitie

Gelaat (Het) of het aangezigt noemt men dat gedeelte van 's menschen hoofd, waar zich zijne voornaamste zintuigen bevinden, namelijk de organen van het gezigt, gehoor en den reuk. Het strekt zich tusschen de beide ooren uit van de kin tot aan het behaarde gedeelte van het voorhoofd. De belangrijkste gedeelten van het gelaat zijn de oogen, de neus, de mond, de kin, het voorhoofd en de wangen. Het gelaat wordt niet ten onregte de spiegel der ziel genoemd, omdat de gemoedsaandoeningen van den mensch doorgaans op zijn aangezigt te lezen zijn.

Dit feit heeft voorzeker aanleiding gegeven tot de zoogenoemde gelaatkunde of de kunst, om uit de trekken van ’s menschen gelaat tot zijn karakter te besluiten. Dit denkbeeld schijnt het eerst geopperd te wezen door Johannes Baptista della Paria, die in het laatst der 16de en den aanvang der 17de eeuw leefde en de stelling aannam, dat ieder mensch in zijn gelaat min of meer op een of ander dier gelijkt en dien ten gevolge ook bedeeld is met den aard van dat dier, —eene stelling, die vervolgens door Tischbein is uiteengezet. Vooral is de gelaatkunde stelselmatig behandeld door Lavater (zie aldaar) en in den jongsten tijd door Darwin.

Bij eene beschouwing van verschillende menschenrassen wordt wel eens de gelaatshoek vermeldt. Deze is de hoek, die gevormd wordt door 2 lijnen, van welke de eene in de rigting van den neus raaklijn is aan het voorhoofd, en de andere van de lijn, die de oor-openingen vereenigt, onder langs den neusvleugel loopt en gemelde raaklijn ontmoet. Naarmate de rassen meer ontwikkeld zijn, nadert genoemde hoek meer tot den regten hoek. Hij bedraagt bij den eivormigen schedel omstreeks 85°, — bij den bolvormigen omstreeks 80°, — en bij den langronden niet veel meer dan 75°. Hij vertoont zich bij de Grieksche standbeelden, waarin wij de ideale voorstelling van ’s menschen ligchaamsbouw bewonderen, zelfs als een hoek van 90°. Waar deze hoek echter grooter wordt, geeft hij aan s menschen schedel de afzigtelijke gedaante van een waterhoofd. Met 70° daarentegen begint de grondvorm van den kop der apen.