Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gay

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

John Gay, een Engelsch dichter. Hij werd geboren in 1688 te Barnstaple in Devonshire en trad met zijne eerste dichtproeven op in de „Rural sports (1711)”, die bekoorlijke schetsen van het landleven bevatten en hem de vriendschap van Pope bezorgden. In 1712 trad hij als secretaris in dienst van de hertogin van Monmouth, en in 1714 vergezelde hij graaf Clarendon als gezantschaps-seeretaris naar Hannover. Vervolgens gaf hij zijne koddige „Trivia or the art of walking the streets of London (1712)” in het licht. Zijne parodie der Idyllen van Ambrose Philips in „The shepherd’s week” is even geestig als rijk aan getrouwe natuurtafereelen, die hij echter opzettelijk zeer plat heeft voorgesteld. Ook zijne „Town eclogues” zijn parodieën.

Zijne tooneelstukken „The wife of Bath (1713)”, — „What d’ye call it? (1714)” — en „Three hours after marriage (1615)” vonden slechts matigen bijval, maar eene verzameling van zijne gedichten werd in 1720 met groote ingenomenheid ontvangen. Zijn treurspel „The captives (1724)” beviel vrij goed, doch bezit op verre na niet zoo groote waarde als zijne „Fables (1726)”, die, ten behoeve van den jongen hertog van Cumberland geschreven, hem grooten roem bezorgden. Deze klom nog aanmerkelijk door zijne „Beggar's opera (1727)”, welke 63 maai achtereen opgevoerd werd en ook nu nog niet van het repertoire verdwenen is. Eea vervolg daarop, „Polly” genaamd, mogt wegens staatkundige toespelingen niet ten tooneeie gebragt worden, doch zijne vrienden lieten dit stuk bij inteekening drukken en bezorgden hem op die wijze eene som van 1200 pond sterling. Hij overleed den 4den December 1732 en werd in de Westminster-abtdij bijgezet, waar de hertog van Queensberry een gedenkteeken ter zijner eer deed verrijzen. Zijn „Poetical works” zijn in 1797 in 3, en in 1806 in 2 deelen in het licht verschenen, en de beste uitgave zijner „Fables” is die van Omen (1856).

Sophie Gay, geboren Nichault de Lavalette, eene Fransche schrijfster, geboren te Parijs den 1sten Julij 1776, ontving eene uitmuntende opvoeding, trad in 1793 in het huwelijk met een agent van een kassierskantoor, maar liet zich weldra van dezen scheiden, waarna zij in 1799 een tweeden echt sloot met Gay, deelhebber in eene bankierszaak. Als schrijfster trad zij het eerst op in het „Journal de Paris” met eene verdediging der „Delphine” van madame de Staël, en wekte daardoor reeds de opmerkzaamheid van het publiek. Op haar roman „Laura d’EstelI (1803, 3 dln)” volgden „Léonie de Montbreuse(1813, 2 dln)”, — en „Anatole (1815, 2 dln)”. Later schreef zij, behalve een aantal tooneelstukken, eene reeks van romans zooals: „Le moqueur amoureus (1830)”, — „Un mariage sous l’Empire (1832)”, — „La physiologie du ridicule (1833)”, — „Souvenirs d’une vieille femme (1834)”,— „La duchesse de Chateauroux (1834)”, — „La comtesse d’Egmont (1836)”, — „Marie de Mancini (1840)”, — „Ellénore(1844—1846)”, — „Marie Louise d’Orléans (1842)”, — „Le comte de Gniche (1845)”, enz. — Ook hare dochter Delphine maakte zich als schrijfster bekend en trad in het huwelijk met den bekenden dagbladschrijver Emile de Girardin. Toen laatstgenoemde verbannen werd, trok ook Sophie naar Brussel en overleed aldaar den 3den Maart 1852.