Füssen, een stadje, in het Beijersche district Schwaben-Neuburg, aan den voet der Alpen en aan den oever der Lech zeer schilderachtig gelegen, telt naauwelijks 1500 inwoners, doch is merkwaardig door den ouden burgt, in 1322 door bisschop Frederik van Augsburg op eene hooge rots gebouwd en in nieuweren tijd door koning Lodewijk 1 van Beijeren gedeeltelijk hersteld, waar men een heerlijk uitzigt geniet over het omliggend landschap, — alsmede door het oude klooster, St. Mang, in 638 door den heiligen Magnus, een leerling van Columbanus gesticht, door Pepyn begiftigd, in 788 verwoest, maar kort daarna weder opgebouwd. Hier heeft men eene bezienswaardige eetzaal, eene kerk met onderscheidene beelden en monumenten, en eene in 1840 ontdekte krypt.
Aan de overzijde der Lech verrijst er de Calvariënberg, — nabij de stad ontspringen geneeskrachtige bronnen en heeft men eene merkwaardige stroomversnelling in de rivier, terwijl men van Füssen na een uur gaans het kasteel Hohenschwangau bereiken kan. Het St. Mangs-klooster behoort sedert 1837 aan de vrijheeren van von Ponikau.