Frommann (Georg Karl), een verdienstelijk beoefenaar der Germaansche talen, werd geboren den 31sten December 1814 te Coburg, bezocht aldaar het gymnasium, en studeerde vervolgens te Heidelberg en te Berlijn. Reeds in 1837 bezorgde hij eene uitgave van het „Liet van Troye”, welke getuigenis gaf van zijne grondige kennis, en nadat hij, van 1840 tot 1842 eene wetenschappelijke reis volbragt had door Duitschland, Italië en Zwitserland, keerde hij naar Coburg terug, om zich voor te bereiden voor het hoogleeraarsambt. Intusschen noodzaakten hem de omstandigheden, om zich met het bestuur van een opvoedingsgesticht te belasten, zoodat hem geen genoegzame tijd voor zijne taalstudie overbleef. Intusschen voltooide hij het „Deutsche Lesebuch der mittelalterlichen Literator (1645),” en werd in 1848 leeraar aan eene reaalschool te Coburg.
In 1853 zag hij zich belast met het beheer der boekerij van het Muséum te Nümberg. Na den dood van Pangkofer nam hij de redactie op zich van het tijdschrift „Die deutsche Mundarten”, waarin hij een schat van belangrijke opstellen leverde, en sedert verscheidene jaren is hij belast met eene herziening van de Bijbelvertaling van Luther, waaromtrent hij zijne denkbeelden heeft medegedeeld in het boekje: „Vorschläge zur Revision von Dr. M. Luther’s Bibelüberzetzung (1862)”.