Framboos (De), een struikachtig gewas, komt in vele landen van Europa, ook in ons Vaderland, in het wild voor. Deze heester, de Rubus Idaeus van Linnaeus, behoort tot de familie der Rosaceën en tot de afdeeling der Dryadeën. Men heeft er met roode en met witte vruchten. Zij onderscheidt zich van andere Rubus-soorten door bladeren, die van onderen wit en viltig zijn, door dunne, korte stekels aan de stelen der trosvormig gerangschikte bloemen, door uitgespreide kelk- en opstaande bloembladeren en door regelmatig gevormde, zoete, geurige vruchten.
Door cultuur heeft men een aantal verscheidenheden der framboos verkregen. Zij put den grond sterk uit, zoodat zij om de 3 jaar verplant of anders krachtig gemest moet worden. De stammen, die uit den wortel opschieten, dragen het volgende jaar vrucht, waarna zij verdorren, zoodat men deze alsdan wegsnijdt Ook topt men de nieuwe stammen, om de vertakking te bevorderen. Daar uit denzelfden tronk onderscheidene nieuwe stammen jaarlijks oprijzen , kan men eenige van deze wegnemen en verplanten. De vrucht bevat suiker, slijm, plantenzuren, vlugtige olie en (namelijk de roode framboos) eene roode kleurstof. Voor huishoudelijk gebruik laat men ze trekken op brandewijn, of men vervaardigt frambozen-azijn en frambozenstroop. Veelal echter worden de frambozen versch gegeten, met of zonder suiker.