Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Flourens

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij;

Marie Jean Pierre Flourens, een beroemd geneeskundige en physioloog en tevens pair van Frankrijk. Geboren den 15den April 1795 te Maureilhan (departement Hérault), werd hij op 19-jarigen leeftijd tot doctor bevorderd, ging vervolgens naar Parijs en knoopte er betrekking aan met de meest-beroemde vertegenwoordigers der wetenschap. Zijn eerste wetenschappelijke geschriften verschenen in 1819. In 1821 hield hij aan het Athenée te Parijs eene reeks van physiologische voorlezingen en zond aan de Academie des scienses eenige „Mémoires”, die veel belangstelling wekten. Voorts behoorde hij tot de medewerkers aan de „Revue encyclopédique” en van de „Dictionaire classique de l’histoire naturelle” van d’Orbigny. In 1828 werd hij lid der afdeeling „Economie rurale” van de Académie van Wetenschappen, en twee jaar later riep men hem, op aanbeveling van Cuvier, tot den leerstoel der vergelijkende ontleedkunde aan den Jardin des Plantes. In 1832 werd hij buitengewoon hoogleeraar aan het Muséum en in 1833 opvolger van Dulong als aanblijvend secretaris van de Académie van Wetenschappen. In 1840 werd hij lid der Académie, en in 1841 zag hij zich door het arrondissement Béziers afgevaardigd naar de Kamer van Gedeputeerden, waar hij plaats nam aan de linkerzijde.

Louis Philippe benoemde hem tot pair van Frankrijk, doch hij bleef steeds — zelis in 1848 — zijn hoogleraarsambt bekleeden. Achtervolgens werd hij officier, kommandeur en groot-officier der orde van het Legioen van Eer, en overleed te Montgeron bij Parijs den 6den December 1867. Van zijne geschriften vermelden wij: „Note sur la délimitation de l’effet croisé dans le système nerveux (1823)”, — „Mémoire sur les fonctions spéciales des diverses parties, qui composent la masse cérébrale (1823)”, — „Recherches sur les propiétés et les fonctions du grand sympathique (1823)”, — „Recherches sur les effets de la coexistence de la réplétion de l'estomac avec les blessures de l'encéphale (1823)”, — „Recherches physiques touchant l’action déterminée ou spécifique de certaines substances sur certaines parties du cerveau (1823)”, — „Recherches sur les conditions fondamentales de l’audition et sur les diverses causes de surdité (1824)”, — „Recherches expérimentales sur les propriétés et les fonctions du système nerveux dans les animaux vertébrés (1824)”, — „Expériences sur le système nerveux, taisant suite aux recherches expérimentales (1825)”. Daarop volgden onderscheidene „Mémoires”. Hij was de eerste, die proefondervindelijk aanwees, dat de stof gestadig verandert, terwijl vorm en kracht blijven bestaan. Voorts gaf hij uit: „Cours de physiologie comparée (1855)”, — „Analyse raisonnée des travaux de George Cuvier (1841)”, — „Buffon, histoire de ses travaux et de ses idées (1844 en later)”, — „De l’instinct et de l’intelligence des animaux (1841)”, — Examen de la phrénologie (1842 en 1845)”, — „Fontenelle, ou de la philosophie moderne relativement aux sciences physiques (1847)”, — „Histoire de la découverte de la circulation du sang (1854)”, — „De la longévité ou de la quantité de vie sur la globe (1854)”, — en „De la vie et de l’intelligence”. Ook bezorgde hij eene nieuwe uitgave der „Oeuvres de Buffon”, terwijl hij onderscheidene opstellen leverde in het „Journal des savants”.

Gustave Flourens, een aanvoerder der Sociale Democraten. Hij was een zoon van den voorgaande, aanschouwde het levenslicht te Parijs in 1838, bezocht het lycéum Louis le Grand, en verliet in 1862 het ouderlijk huis, om zich bij de Poolsche opstandelingen te voegen. Toen hij echter te Krakau vernam, dat de opstand uitging van de aristocratie, keerde hij aanstonds terug. In 1863, gedurende de ongesteldheid van zijn vader, bekleedde hij diens plaats aan het Collége de Fransche en hield er eene reeks van voorlezingen over de menschenrassen. Ook gaf hij een aantal vlugschriften uit, die, even als zijne voorlezingen, zoodanig doorweven waren van atheïstische stellingen, dat de regéring zich verpligt achtte, hem als hoogleer te ontslaan. Gekrenkt door deze behandeling, ging hij in 1864 naar Londen en vervolgens naar België, waar hij te Brussel en te Luik voorlezingen hield. Hij was zoowel schrijver als redenaar, doch zijne opstellen zijn bijna uitsluitend in de rood-republikeinsche bladen te vinden, bijvoorbeeld in „La rive gauche” en „L’espiègle". Omstreeks dien tijd barstte de omwenteling op Candia uit, en Flourens begaf zich derwaarts.

Een jaar lang streed hij in de gebergten van dat eiland, en werd eindelijk door de opstandelingen als hun afgevaardigde naar Athene gezonden, waar het Grieksche ministérie, op verzoek van den Franschen gezant, hem in hechtenis nam en naar Marseille deed brengen. Hier werd hij in vrijheid gesteld, doch het was zijn eerste werk, naar Athene terug te keeren, waar de policie het hem echter zoo moeijelijk maakte, dat hij eerlang het land verliet. Nu stevende hij naar Napels, waar hij het dagblad „II Populo d’Italia” stichtte, ten einde daarin het clericale despotismus van het ministérie Menabrea aan te tasten. Het blad werd in beslag genomen, en Flourens gevat, op een schip gebragt en naar Frankrijk gezonden. Hier bevond hij zich in 1868 te Parijs en nam er levendig deel aan den strijd der verkiezingen, zoodat hij in 1869 eene gevangenisstraf van 4 maanden moest ondergaan. Na het herkrijgen zijner vrijheid, daagde hij Paul de Cassagnac uit, die als redacteur van den „Pays” hem beleedigd had. Het tweegevecht liep ongunstig af voor Flourens, daar de wonden, die hij ontving, maanden lang zijn leven bedreigden. In November van laatstgenoemd jaar, toen de algemeene verkiezingen plaats hadden, verklaarde hij zich op nieuw een onverzoenlijken vijand van het Keizerrijk.

Hij verbond zich met Rochefort, schreef opstellen in diens dagblad „La Marseillaise”, en was tegenwoordig bij de begrafenis van Victor Noir, bij welke gelegenheid hij een commissaris van policie aanrandde, die gekomen was, om eene door hem belegde vergadering te Belleville te beletten; hij sleepte hem door de barricaden, die zijne aanhangers aldaar hadden doen verrijzen. Wegens deze poging tot oproer nam hij de wijk naar België en ging voorts naar Londen, waar hij anti-Bonapartistische vergaderingen hield. Na de gebeurtenissen van 4 September 1870 keerde Flourens, die zich in Zwitserland bevond, naar Frankrijk terug en diende te Parijs bij de Nationale garde. Toen voorts de stad door het Duitsche leger was ingesloten, werd hij met Rochefort door de regering tot voorzitter der barricaden-commissie benoemd. Weldra echter betoonde hij zich jegens de leden der regéring, zijne voormalige staatkundige vrienden, even vijandig, als voorheen jegens Napoleon III. Gedurende het beleg stond hij aan het hoofd van eiken opstand; vooral nam hij deel aan dien van den 31sten October 1870.

Meermalen werd hij veroordeeld, eindelijk in den kerker geworpen en tot tweemaal toe door zijne vrienden bevrijd. Toen na de gebeurtenissen van 8 Maart 1871 de Socialisten zich meester gemaakt hadden van Parijs, werd Flourens als generaal aan het hoofd geplaatst van een legioen uit de mannen van Montmartre en Belleville, terwijl hij tevens lid was der Commune. Met zijn legioen nam hij deel aan den grooten uitval der oproerlingen naar de zijde van Versailles op den 4den April 1871. Flourens en zijn adjudant Oypriani werden bij die gelegenheid in een huis te Chatillon door eene afdeeling gendarmerie overrompeld. Nadat de generaal met een revolver op zijne aanvallers gevuurd had, maakte een sabelhouw over zijn hoofd een eind aan zijn onrustig leven.

< >