Elephantiasis of olifantshuid is de naam eener huidziekte, die zich onderscheidt door harde, geel- of bruinkleurige huidknobbels, door het uitvallen der haren en door eene verminderde gevoeligheid der huid. Later heeft men met dien naam ook harde, vormlooze zwellingen van eenig lighaamsdeel aangeduid. Eerstbedoelde elephantiasis, die der Grieken (E. Graecorum), is de Lazarus-ziekte of melaatschheid (Lepra tuberculosa).
Zij heeft een slependen vorm, wordt door neêrslagtigheid voorafgegaan en openbaart zich in glimmende, koperkleurige vlekken op het gelaat. Deze verheffen zich zeer langzaam tot knobbels, die jaren lang onveranderd blijven, zich over het gelaat en het behaarde gedeelte van het hoofd uitbreiden, eindelijk tot ontsteking en verettering overgaan en bruine korsten vormen, zoodat de huid op die van den olifant gelijkt. Deze knobbels ontwikkelen zich voorts ook in de mondholte en aan de ledematen. Die ziekte, uitsluitend in warme gewesten voorkomende, is in den regel ongeneeslijk.
Een tweede ziektevorm, bij de Arabieren onder den naam van elephantiasis bekend, (E. Arabum), tast slechts een der onderste ledematen en het scrotum aan. Deze ongesteldheid neemt veelal een aanvang met pijn in de lies of in de knie en met het verschijnen van eene roode streep in de gedaante van een knobbelig koord van de liesplooi tot aan de knie of den enkel. Veelal is de huid ontstoken, en het onderhuidsche weefsel wordt de zetel eener aanmerkelijke zwelling, terwijl de nabyzijnde gewrichten verstijven en koortsen met braking te voorschijn treden. Zulk een aanval herhaalt zich na verloop van ééne of meer maanden. Aanvankelijk is het aangedane deel wel dik, maar tevens week, terwijl het later hard wordt.
Vervolgens ontstaan er knobbels en kloven in de huid. Deze ongesteldheid vindt men meestal bij personen van middelbaren leeftijd; zij komt overal voor, maar heerscht vooral op de Caraïbische eilanden, en is dáár erfelijk en besmettelijk. De zwelling aan het ééne been ontwaart men er reeds bij kleine kinderen, en knapen van 14 jaar lijden er aan hydrocele. Men beweert, dat deze ziekte door de Negers naar West-Indië is overgebragt. Tot de meest gebruikelijke geneesmiddelen belmoren eene gelijkmatige drukking, het leggen van pappen, en bloedontlasting bij hevige ontsteking.